In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die per 1 september 2017 en per 3 juli 2018 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellante betwist deze vaststelling en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep twee deskundigen geraadpleegd, psychiater dr. J.J.D. Tilanus en verzekeringsarts L. Greveling-Fockens, die beiden de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit hebben onderzocht en hun bevindingen hebben gerapporteerd. De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat de deskundigen overtuigend hebben gemotiveerd dat appellante op de relevante data minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden met 2 jaar en ruim twee maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 2.500,-. De Raad heeft het Uwv ook veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.812,50 bedragen, en het griffierecht van € 174,- te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderbouwt de conclusies met de rapporten van de deskundigen.