ECLI:NL:CRVB:2024:1535
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E. Dijt
- D.S. de Vries
- B. Serno
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uwv. De appellante had zich ziekgemeld op 17 april 1998 en was sindsdien in verschillende mate arbeidsongeschikt. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid per 3 januari 2022 vastgesteld op 51,12%. Appellante was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat zij als medische afzakker moest worden aangemerkt, omdat zij nooit meer op haar oude niveau had gefunctioneerd. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 19 juni 2024 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad heeft de argumenten van appellante en het Uwv gehoord en beoordeeld. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante niet als medische afzakker kon worden aangemerkt. De Raad volgde de redenering van de rechtbank dat appellante zich in 1998 ziek had gemeld en dat de verlaging van haar urenomvang van 30 naar 18 uur per week niet op medische redenen was gebaseerd, maar op haar eigen initiatief. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en handhaafde de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 51,12%.