ECLI:NL:RBDHA:2023:10247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 8563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een militair in het belang van de dienst na meldingen van integriteitsschending

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een militair, en de Commandant Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie. Eiser was geschorst in het belang van de dienst, naar aanleiding van meldingen van integriteitsschending door zowel eiser als een collega. De schorsing was aanvankelijk ingesteld op 6 juli 2022 en verlengd op 5 oktober 2022. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Commandant om de schorsing en de verlenging daarvan ongegrond te verklaren. Tijdens de zitting op 12 juni 2023 werd het procesverloop besproken, waarbij eiser stelde dat de schorsing onterecht was en dat er geen concrete verdenking van plichtsverzuim tegen hem bestond. De rechtbank oordeelde dat de schorsing gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de meldingen en de impact op de werksfeer binnen de eenheid. De rechtbank concludeerde dat er voldoende procesbelang was voor eiser, maar dat de schorsing en de verlenging daarvan rechtmatig waren. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8563

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. C. Pol),
en

de Commandant Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie, verweerder

(gemachtigden: mr. C.E. Lamberti en majoor H.J. Pool).

Procesverloop

Met het besluit van 6 juli 2022 (het primaire besluit 1) heeft verweerder eiser geschorst in het belang van de dienst. Met het besluit van 5 oktober 2022 (het primaire besluit 2) is de schorsing met ingang van 7 oktober 2022 verlengd.
Met het besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen de schorsing en de verlenging daarvan ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2023 via een beeldverbinding. Daaraan namen deel eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Aan eiser is met ingang van 1 mei 2022 de functie van Flight crew air-refueling operator toegewezen bij de Multinational MRTT Unit (MMU) te Eindhoven. Hij is op 8 april 2022 gestart met de opleiding voor deze functie in Sevilla, Spanje. Bij een diner met Duitse collega’s op 22 april 2022 en op de terugweg van een theorie-examen op 29 april 2022 heeft zich een voorval voorgedaan met een collega (hierna: [collega]), die eveneens de opleiding volgde in Sevilla. Eiser stelt dat hij is uitgescholden en geïntimideerd door [collega]. Eiser heeft hierover op 3 mei 2022 een interne ‘melding voorval’ gedaan. [collega] heeft daarna ook een interne melding voorval tegen eiser gedaan.
Verweerder heeft eiser met ingang van 7 juli 2022 geschorst in zijn ambt in het belang van de dienst. Daarbij is tevens aangekondigd dat een intern voorvalonderzoek zal worden gestart. Hangende dat onderzoek acht verweerder het noodzakelijk dat eiser niet op de werkvloer aanwezig is om de operationele inzet van MMU te garanderen. Het onderzoek is gestart op 14 oktober 2022 en de schorsing is daartoe met ingang van 7 oktober 2022 verlengd.
Wat vinden partijen?
2. Eiser is het met de schorsing en de verlenging daarvan niet eens. Het onderzoek richt zich uitsluitend op het incident tussen eiser en [collega] op 29 april 2022 waarbij geen getuigen aanwezig waren. Daardoor kan niet meer onderzocht worden wat de waarheid is. Verweerder had bovendien eerst alternatieve oplossingsrichtingen moeten bezien. Er is sprake geweest van een woordenwisseling en dat is onvoldoende grond voor een schorsing. Er is geen concrete verdenking tegen eiser van plichtsverzuim.
Eiser had een afspraak met zijn commandant om thuis te werken. Daardoor was hij ten tijde van de schorsing al niet meer op de werkvloer aanwezig en was er, na twee maanden, geen dienstbelang om tot schorsing over te gaan.
Voor de verlenging van de schorsing was evenmin een grond aanwezig. Na drie maanden schorsing was er nog steeds geen (onderzoeks)instellingsbesluit, doordat niet duidelijk was wie het onderzoek zou moeten uitvoeren. Dit dient niet voor rekening van eiser te komen.
Eiser verzoekt verweerder te veroordelen tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,-.
3. Verweerder trekt het procesbelang van eiser in twijfel, omdat de schorsing inmiddels is opgeheven. Verweerder vindt de schorsing en de verlenging daarvan terecht, gelet op het feit dat over en weer integriteitsmeldingen zijn gedaan door eiser en [collega]. Het ging niet slechts om een woordenwisseling. Aanwezigheid van eiser en [collega] op de werkvloer zou niet alleen leiden tot een verdere verstoring van de werksfeer tussen eiser en [collega], maar zou ook de werksfeer voor andere collega’s bij de eenheid verstoren. De verstoorde werkverhouding zou bovendien negatief uitstralen op de Nederlandse krijgsmacht als leading nation van de eenheid. Er is geen capaciteit om eiser en [collega] te begeleiden op de werkvloer om verstoring van de werkverhouding tegen te gaan. De schorsing is noodzakelijk om de rust en orde binnen de eenheid te handhaven en de situatie gedurende het onderzoek naar de integriteitsmeldingen te bevriezen.
De schorsing is geen bestraffende maatregel, maar is bedoeld om de orde te bewaren.
Verweerder betreurt het dat het instellen van het onderzoek lang op zich heeft laten wachten, maar dat is geen reden om de schorsing niet te verlengen in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft eiser procesbelang?
4.1.
De schorsing van eiser is opgeheven op 9 december 2020. Eiser stelt dat hij nog steeds procesbelang heeft, omdat hij wil bereiken dat een en ander uit zijn personeelsdossier wordt verwijderd. Tevens verzoekt hij verweerder te veroordelen tot vergoeding van immateriële schade, omdat eiser is geschaad in zijn eer en goede naam. Daarin is ook een procesbelang gelegen.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak is er sprake van een voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Eveneens is vaste rechtspraak dat de omstandigheid dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming tot het oordeel kan leiden dat er nog sprake is van procesbelang. Daarvoor is vereist dat de stelling dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming niet op voorhand onaannemelijk is [1] .
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Dit procesbelang is gelegen in het feit dat eiser in de beroepsprocedure heeft verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van door eiser geleden immateriële schade. De rechtbank acht niet op voorhand onaannemelijk dat eiser immateriële schade heeft geleden. Ook is procesbelang gelegen in het feit dat eiser in de bezwaarprocedure heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten.
Mocht verweerder tot schorsing en verlenging daarvan overgaan?
4.4.
Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat uit de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter niet volgt dat verweerder uitsluitend bij een concrete verdenking van plichtsverzuim bevoegd is een militair te schorsen. Ook andere omstandigheden kunnen een schorsing in het belang van de dienst rechtvaardigen.
Anders dan eiser stelt, gaat het niet slechts om een woordenwisseling tussen eiser en [collega] of om een arbeidsgeschil/functioneringskwestie. Eiser en [collega] hebben over en weer een melding van integriteitsschending gedaan. Verweerder heeft in redelijkheid bij zijn besluitvorming kunnen betrekken dat de problemen tussen eiser en [collega] al langer spelen en dat ook andere medewerkers een onveilige werksfeer ervaren door de spanningen tussen eiser en [collega]. In het rapport ‘feiten relaas meldingen MMU’ van 6 januari 2023 wordt dit bevestigd. Op pagina 13 van dit rapport is vermeld dat zolang de relatie tussen eiser en [collega] niet is hersteld, het niet wenselijk is dat beiden binnen dezelfde afdeling werken, omdat dit een onveilige werkplek oplevert niet alleen voor eiser en [collega] maar ook voor hun directe collega’s.
Bovendien was het was voor verweerder niet van tevoren uit te sluiten dat in het onderzoek feiten naar voren zouden komen die een nader onderzoek naar eventuele rechtspositionele maatregelen wegens plichtsverzuim tegen eiser en/of [collega] zouden kunnen rechtvaardigen.
Ook mocht verweerder bij de schorsing betrekken dat het feit dat de werksfeer negatief wordt beïnvloed door twee medewerkers van de Nederlandse krijgsmacht,
een negatieve uitstraling heeft op de Nederlandse krijgsmacht als leidende natie in een samenwerkingsverband met andere landen. Van de leidende natie wordt immers verwacht dat deze zelf zijn zaken op orde heeft.
Gelet op deze omstandigheden kon verweerder in redelijkheid tot schorsing van eiser over gaan en deze schorsing verlengen in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek. Verweerder was niet verplicht vóór het instellen van de onderzoekscommissie eerst een mediatonpoging te doen, omdat uit het rapport naar voren komt dat er in het verleden op meerdere manieren is geprobeerd de relatie tussen eiser en [collega] te herstellen. [2]
Verweerder was ook niet verplicht om in plaats van de schorsing, eiser andere (tijdelijke) werkzaamheden op te dragen of hem in de gelegenheid te stellen thuis te blijven werken.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Omdat er geen sprake is van onrechtmatige besluitvorming door verweerder wordt het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van schade afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR)
Artikel 34.
1 (…)
2. De militair kan voorts in zijn ambt worden geschorst:
(…)
c. wanneer het belang van de dienst zulks vordert.
Artikel 36.
1. (…)
2. Een schorsing als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c, wordt opgeheven wanneer de belangen van de dienst de schorsing niet meer vorderen, doch uiterlijk na drie maanden, tenzij de omstandigheid die aanleiding gaf voor die schorsing zich nog immer voordoet.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 27 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2035
2.rapport feiten relaas meldingen MMU van 6 januari 2023, pagina 11