Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
mr. G.E. Eind.
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
24 dagen verstreken. Noch de zaak zelf, die niet als complex is aan te merken, noch de opstelling van verzoekers geven aanleiding voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure meer dan vier jaar zou mogen bedragen. De redelijke termijn is dus met bijna zes maanden overschreden. Dit leidt in beginsel tot een schadevergoeding van € 500,-.
13 december 2021 is in beroep de termijn van anderhalf jaar met één maand en één dag overschreden. In hoger beroep is de termijn van twee jaar met drie dagen overschreden. Dat betekent dat een periode van twee maanden waarmee de rechterlijke instanties de behandelingsduur hebben overschreden niet voor rekening van de Svb maar van de Staat moet komen en de overige vier maanden voor rekening van de Svb. In dit geval betekent dat dat de Staat wordt veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan verzoekers van (2/6e deel van € 250,-) € 83,33 aan ieder (in totaal € 166,66). De Svb wordt veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan verzoekers tot een bedrag van € 166,67,- (4/6e deel van € 250,-) aan ieder (in totaal € 333,34).
BESLISSING
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan verzoeker en de erven van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 83,33 aan ieder (in totaal € 166,66);
- veroordeelt de Svb tot betaling aan verzoeker en de erven van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 166,67 aan ieder (in totaal € 333,34);
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van in totaal € 218,75;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van in totaal € 218,75.