ECLI:NL:CRVB:2024:1443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 29 november 2019, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 41,92% was vastgesteld. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. Aarsman, betwistte deze vaststelling en voerde aan dat hij meer (medische) beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 5 juni 2024, waar appellant aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door A. Anandbahadoer.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De beoordeling was gebaseerd op dossieronderzoek, anamnese, en eigen lichamelijk en psychisch onderzoek. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de rapporten van de deskundige, die door de rechtbank waren ingeschakeld, blijk gaven van een zorgvuldig onderzoek en dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de fysieke klachten van appellant.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waardoor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op 41,92% in stand bleef. Appellant kreeg geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.