Uitspraak
PROCESVERLOOP
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend en daarbij de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 49,73%. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 6 juli 2020 (bestreden besluit) bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid gebleven.
mr. Severijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. G.A. Vermeijden.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
.
.Door de medisch objectiveerbare pijnklachten heeft hij veel last van energieverlies waardoor hij snel moe wordt. Er is dan ook aanleiding voor het aannemen van een arbeidsduurbeperking. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij een rapport van de radioloog van 12 november 2021 en een rapport van de anesthesioloog van 26 november 2021 ingediend. Appellant heeft de eerder aangevoerde arbeidskundige bezwaren gehandhaafd. De rechtbank is ten onrechte niet ingegaan op wat hij in beroep over de functies heeft aangevoerd.
18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99, heeft het Uwv laten weten dat appellant alsnog wordt opgeroepen voor het spreekuur van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 23 juni 2023 vermeld dat appellant onderzocht is op het spreekuur van 19 juni 2023, dat appellant daar te kennen heeft gegeven dat hij steeds meer klachten heeft gekregen, dat in juli 2022 is geconstateerd dat hij reuma heeft en dat hij op een gegeven moment ook beenklachten heeft gekregen. Tijdens het lichamelijk onderzoek waren bewegingen van de bovenarmen niet mogelijk, werden vingerbewegingen langzaam uitgevoerd en was knijpkracht beiderzijds verminderd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen aanleiding om het standpunt over de arbeidsongeschiktheid op de beoordelingsdatum te wijzigen omdat niet is gebleken dat op deze datum sprake is van een ernstiger medische situatie of van ernstiger beperkingen dan waar eerder van werd uitgegaan. Omdat appellant toegenomen en bijkomende klachten heeft, heeft een lichamelijk onderzoek drie jaar na datum in geding geen toegevoegde waarde. In verband met de bijkomende klachten wordt een herbeoordeling per latere datum geadviseerd.
Het oordeel van de Raad
18 januari 2023 het kader uiteengezet voor de medische beoordeling wanneer deze is verricht door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts en de medische beoordeling in bezwaar. Wanneer een betrokkene in de primaire fase niet is onderzocht door een verzekeringsarts, geldt als uitgangspunt dat in de bezwaarfase wel een spreekuurcontact met een verzekeringsarts moet hebben plaatsgevonden. Dit is in beginsel alleen anders als de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. Daarbij is overwogen dat zich bijzondere situaties kunnen voordoen waarbij na de hoorzitting een compleet beeld bestaat van de beperkingen en dat ook een telefonisch spreekuur een spreekuurcontact kan zijn.