ECLI:NL:CRVB:2024:1403

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
21/1444 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het functioneren van een ambtenaar in het kader van de Ambtenarenwet 2017

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de resultaatsbeoordeling van appellant over het jaar 2016, die door het college is vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de resultaatsbeoordeling op voldoende gronden berust. Appellant heeft aangevoerd dat de hoge werklast en een ondeugdelijke motivering hebben geleid tot een onterecht negatieve beoordeling. De Raad stelt vast dat de beoordeling is gebaseerd op concrete feiten en dat de rechtbank de argumenten van appellant uitvoerig heeft behandeld en verworpen. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de resultaatsbeoordeling in stand blijft, omdat deze voldoende onderbouwd is en de objectiviteit niet in twijfel kan worden getrokken. De Raad wijst erop dat de beoordeling niet alleen op negatieve punten is gebaseerd, maar ook positieve aspecten van het functioneren van appellant zijn meegenomen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat appellant geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.

Uitspraak

21/1444 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 maart 2021, 18/4929 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
voorheen het dagelijks bestuur van de [naam organisatie], nu het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar (college)
Datum uitspraak: 29 mei 2024

SAMENVATTING

De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard, wat betekent dat de resultaatsbeoordeling over 2016 in stand blijft.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak gevoegd behandeld met de zaken met nummers 21/1445 AW, 22/2889 AW en 22/2890 AW. op een zitting van 6 maart 2024. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van Zanten en J.G.M.M. van Son. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In voormelde zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die vóór 1 januari 2020 zijn bekendgemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.
1.2.
Appellant is per 5 december 2006 aangesteld bij de gemeente [gemeente] als [naam functie 1]. Per 1 januari 2013 is appellant overgegaan naar de [naam organisatie] ([organisatie]), een samenwerkingsverband van de gemeenten Wassenaar en [gemeente]. Hij is geplaatst in de functie [naam functie 2] ([functie 2]), bij de afdeling [afdeling], team [team].
1.3.
Vanaf 2013 is er binnen het vakgebied Milieu bij de [organisatie] een accentwijziging geweest, waarbij onder meer [taken] meer prioriteit hebben gekregen.
1.4.
Per 28 oktober 2014 is de Regeling Personele Jaarcyclus (Regeling PJC) in werking getreden. In het kader van de personele jaarcyclus worden jaarlijks minimaal drie gesprekken – een planningsgesprek, een voortgangsgesprek en een resultaatsgesprek – gevoerd, die aangevuld kunnen worden met tussentijdse gesprekken. De gesprekken worden vastgelegd in het formulier PJC. Het doel van het planningsgesprek is het maken van resultaatafspraken over de resultaten die de medewerker het komende jaar gaat realiseren. Het doel van het voortgangsgesprek is het geven van feedback op de voortgang van de uitvoering van de afspraken, en het oplossen van eventuele knelpunten waarbij gewijzigde of nieuwe afspraken vastgelegd kunnen worden.
Het doel van het resultaatgesprek is het bespreken van het functioneren gedurende de afgesproken periode in relatie tot de vastgelegde afspraken over prestaties, ontwikkeling en het algemeen functioneren.
1.5.
Vanwege een verschil van mening over onder meer de duurzaamheidstaken, de prioriteiten en de efficiëntie in de planning, is het appellant en zijn leidinggevende niet gelukt om tot resultaatafspraken te komen voor 2016.
1.6.
Nadat appellant meerdere versies van een PJC-formulier aan zijn leidinggevende had toegezonden en daarover meerdere gesprekken zijn gevoerd, heeft de leidinggevende appellant op 29 juli 2016 een eenzijdig opgelegd formulier voortgangsgesprek toegezonden waarin de resultaatsafspraken zijn vastgelegd.
1.7.
Op 30 november 2016 heeft het resultaatgesprek plaatsgevonden. Hierbij is afgesproken dat appellant nog de gelegenheid krijgt om zijn resultaten aan te vullen en dat de leidinggevende op basis van de resultaten die nog worden aangeleverd, zijn definitief verslag zal opstellen. Appellant heeft daarna nog een e-mail verstuurd met een opsomming van de resultaten en twee rapporten.
1.8.
Bij besluit van 2 februari 2017 is de PJC-resultaatsbeoordeling met betrekking tot het functioneren van appellant over het jaar 2016 vastgesteld.
Appellant heeft bij ‘resultaten’ de volgende scores behaald: Basistaken en Advisering: 3; [1] Pilot duurzaamheidsmaatregelen + aanbieden startabonnementen milieuabonnementen milieubarometer aan 10 ondernemers in de [naam wijk] te [gemeente]: 3; Warmte Koude Atlas (WKA) (laten) opstellen: 2; [2] Onderzoek naar mogelijkheden voor verbrede inzet milieubarometer: 2; Begeleiden aanleveren gegevens door ODWH voor lucht monitorrapportage 2016: 3-.
Appellant heeft bij ‘competenties’ de volgende scores behaald: Verantwoordelijkheid: 2; Analytisch: 2; Oordeelsvorming: 1; [3] Klantgerichtheid: 2; Kwaliteitsgerichtheid: 3.
Alle scores zijn voorzien van een motivering. De gewogen eindscore is bepaald op 2.
1.9.
Appellant heeft tegen het besluit van 2 februari 2017 bezwaar gemaakt.
1.10.
Bij besluit van 6 juni 2018 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Dit oordeel heeft de rechtbank als volgt gemotiveerd. De resultaatsbeoordeling berust op voldoende gronden nu daarin met concrete feiten is onderbouwd waarom en op welke punten het functioneren van appellant een onvoldoende scoort. Uit de stukken blijkt dat appellant langdurig met zijn leidinggevende in discussie is over de te verrichten werkzaamheden en het aantal uren dat daarvoor wordt gepland. Het is uiteindelijk aan de werkgever om te bepalen wat het uitgangspunt is van de resultaatsbeoordeling. Appellant stelt weliswaar dat hij dit wel onderkent, maar uit zijn voortdurende verzet tegen de te maken resultaatsafspraken, waarbij hij zijn eigen gelijk op de voorgrond blijft stellen, blijkt het tegendeel. Het bestuur heeft in voldoende mate onderbouwd dat de resultaatsafspraken die aan appellant door zijn leidinggevende uiteindelijk eenzijdig dwingend zijn opgelegd, niet onredelijk zijn. Hierbij is in aanmerking genomen dat collega’s van appellant wel in staat zijn om binnen de geschetste kaders het gebruikelijke werk te verzetten. Appellant heeft uiteindelijk de werkzaamheden met betrekking tot de WKA en de milieubarometer noch in volle omvang noch naar behoren gerealiseerd. Het standpunt van appellant dat sprake is van leugens aan de zijde van het bestuur dan wel van de leidinggevende van appellant wordt niet gevolgd. Er is sprake van verschil van inzicht tussen partijen, waarbij de uitgebreide en zeer gedetailleerde reacties van appellant wellicht tot misverstanden ten aanzien van ondergeschikte punten kunnen hebben geleid, maar om dat te benoemen als leugens doet geen recht aan de situatie. Verder is niet gebleken van een vooropgezet plan van de leidinggevende om appellant te benadelen of van een onvoldoende objectief tot stand gekomen oordeel.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft in hoger beroep, zeer uitgebreid maar in de kern en kort samengevat, aangevoerd dat er vooral vanwege de hoge werklast onvoldoende tijd beschikbaar is geweest om alle in het PJCformulier vermelde werkzaamheden uit te voeren en dat bij de totstandkoming van de resultaatsbeoordeling over het jaar 2016 gebruik is gemaakt van een ondeugdelijke motivering, waarbij situaties zijn verdraaid en onwaarheden en leugens zijn gebruikt.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de resultaatsbeoordeling met betrekking tot het functioneren van appellant over het jaar 2016 in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak is de rechterlijke toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt tot de vraag of die beoordeling op voldoende gronden berust. Bij negatieve oordelen moet het bestuursorgaan dit met concrete feiten onderbouwen. Niet doorslaggevend is of elk feit dat het bestuursorgaan ter onderbouwing aanvoert boven elke twijfel is verheven en of sommige feiten niet (geheel) juist zijn vastgesteld of geïnterpreteerd. Bepalend is of de gegeven waardering, gelet op het totale beeld van de in beschouwing genomen gezichtspunten, de terughoudende rechterlijke toetsing kan doorstaan. [4]
4.2.
Appellant heeft de gronden van hoger beroep zeer uitvoerig toegelicht
.De Raad stelt voorop dat volgens zijn vaste rechtspraak [5] de bestuursrechter niet op alle aangevoerde gronden hoeft in te gaan, maar zich kan beperken tot de kern daarvan. De Raad zal zich dan ook beperken tot bespreking van de kern van de door appellant in hoger beroep aangevoerde gronden.
4.3.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van de gronden die hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden uitvoerig en gemotiveerd verworpen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank, en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, dat de resultaatsbeoordeling berust op voldoende gronden. De Raad neemt het oordeel van de rechtbank over. Daaraan voegt de Raad nog het volgende toe.
4.4.
Appellant is uitvoerig en in detail ingegaan op allerlei afzonderlijke punten. Het gaat er echter juist om of het totale beeld van de beoordeling de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Dit is in lijn met de hiervoor genoemde vaste rechtspraak, waarbij het accent wordt gelegd op het totaal van de beoordeling en in mindere mate op de juistheid van alle afzonderlijke punten. Er is een oordeel gegeven over het functioneren van appellant in relatie tot de vastgelegde resultaatsafspraken en de kerncompetenties. De eindscore is tot stand gekomen door de afzonderlijke scores op de verschillende onderdelen te wegen op basis van belang en in hoeverre het een substantieel onderdeel van het takenpakket betreft. De gegeven waardering en het totale beeld van de resultaatsbeoordeling over 2016 kan daarmee de terughoudende rechterlijke toetsing doorstaan. In wat appellant heeft aangevoerd, ziet de Raad geen grond om te twijfelen aan de objectiviteit en juistheid van de gegeven onderbouwing. Hierbij is van belang dat tevens aandacht is besteed aan positieve aspecten van het functioneren van appellant, die op een aantal onderdelen dan ook geleid hebben tot positieve scores. De Raad ziet verder ook geen grond om te twijfelen over de waarneming van het college dat de werklast, die door appellant als te hoog is ervaren, bij een voldoende functioneren objectief gezien niet in de weg hoefde te staan aan een voldoende resultaatsbeoordeling. Van belang daarbij is dat de collega’s van appellant wel in staat waren de benodigde balans tussen kwantiteit en kwaliteit te vinden.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de resultaatsbeoordeling over 2016 in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas als voorzitter en Y. Sneevliet, mr. F.J.L. Pennings, als leden, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2924.
(getekend) H. Lagas
(getekend) I. van der Hout

Voetnoten

1.Score 3 staat voor: ‘Heeft het afgesproken resultaat naar behoren gerealiseerd: tijdigheid, kwaliteit en kwantiteit van het resultaat zijn duidelijk op het afgesproken niveau. Het functioneren voldoet zonder meer aan het geheel aan eisen zoals gesteld in het basis- en competentieprofiel en de taakomschrijving.’
2.Score 2 staat voor: ‘Heeft het afgesproken resultaat niet in volle omvang en naar behoren gerealiseerd, het resultaat is op onderdelen onvoldoende. De tijdigheid, kwantiteit en kwaliteit van het resultaat zijn niet op het afgesproken niveau. Vertoont tekortkomingen en functioneert beneden het geheel aan eisen zoals gesteld in het basis- en competentieprofiel en de taakomschrijving’.
3.Score 1 staat voor: ‘Heeft het afgesproken resultaat niet naar behoren gerealiseerd. De tijdigheid, kwantiteit en kwaliteit van het resultaat zijn duidelijk onder het afgesproken niveau. Vertoont tekortkomingen en functioneert ver beneden het geheel aan eisen die zijn gesteld in het basis- en competentieprofiel en de taakomschrijving’.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2314.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 februari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8746.