ECLI:NL:CRVB:2024:1349
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van de afwijzing van een Wajong-uitkering op basis van geen nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant had in 1998 een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingediend, die was afgewezen omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Na meerdere aanvragen en afwijzingen, heeft het Uwv op 25 november 2020 geweigerd terug te komen van een eerder besluit van 27 september 2016, waarin de aanvraag voor een Wajong-uitkering was afgewezen. De appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen van het eerdere besluit. De appellant voerde aan dat er nieuwe medische informatie was, maar de Raad oordeelde dat deze informatie niet wezenlijk anders was dan wat eerder was gepresenteerd. De Raad bevestigde dat het Uwv op goede gronden had besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die de eerdere afwijzing konden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en de weigering van de Wajong-uitkering bleef in stand.