ECLI:NL:CRVB:2015:4897
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J. Riphagen
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag arbeidsongeschiktheidsuitkering voor jonggehandicapten en herziening van eerdere besluiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor jonggehandicapten af te wijzen. Appellant had eerder, in 1998, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een lange periode van inactiviteit heeft appellant in 2012 opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uwv werd afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening van het eerdere besluit. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Uwv hem onevenredig hard treft door het eerdere besluit niet te herzien, en dat er wel degelijk nieuwe feiten zijn, zoals informatie van een psychiater die zijn medische situatie in 2012 beschrijft. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de aanvraag van appellant in wezen een verzoek om terug te komen van het besluit uit 1998 is. De Raad stelt vast dat de omstandigheden die appellant aanvoert, niet kunnen worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van de Awb. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen.
De Raad wijst erop dat appellant in de periode tussen de eerdere afwijzing en zijn nieuwe aanvraag in staat was om een bijstandsuitkering aan te vragen, wat betekent dat hij ook in staat had moeten zijn om actie te ondernemen met betrekking tot zijn bezwaar tegen het besluit van 1998. De Raad concludeert dat het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd is, maar dat dit niet leidt tot een andere uitkomst, omdat appellant zijn aanvraag niet tijdig en toereikend heeft onderbouwd. De Raad veroordeelt het Uwv tot betaling van proceskosten aan appellant.