ECLI:NL:CRVB:2024:1339
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een voormalig internationaal vrachtwagenchauffeur, had zich ziekgemeld met rug- en beenklachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv had zijn aanvraag in eerste instantie goedgekeurd, maar beëindigde later de uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat leidde tot hoger beroep.
De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv getoetst en vastgesteld dat de verzekeringsarts voldoende medische informatie had verzameld, inclusief rapporten van Duitse specialisten. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat de appellant per 5 november 2020 weer belastbaar was, ondanks zijn klachten. De Raad volgde de argumentatie van het Uwv dat een spreekuurcontact met een verzekeringsarts in dit geval geen toegevoegde waarde had, gezien de beschikbare medische gegevens.
De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies passend waren voor de appellant en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de rechtbank de eerdere beslissing terecht had gehandhaafd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.