ECLI:NL:CRVB:2024:1300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en duurzaamheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren in 1997, heeft in het verleden meerdere aanvragen voor een Wajong-uitkering ingediend, die telkens zijn afgewezen op basis van het oordeel dat hij over arbeidsvermogen beschikt. De Raad heeft de zaak behandeld na een zitting op 22 mei 2024, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Djamal, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. I. Smit.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant een Wajong-uitkering toe te kennen. De Raad volgt de conclusie van de verzekeringsartsen dat appellant op het moment van de aanvraag geen duurzaam gebrek aan arbeidsvermogen heeft. Hoewel appellant psychische klachten heeft, waaronder een depressie, is er voldoende medische grondslag om te concluderen dat deze situatie niet duurzaam is. De Raad wijst erop dat appellant niet heeft aangetoond dat er geen behandelopties meer zijn en dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich in de toekomst kunnen ontwikkelen.
De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft deze overwegingen. De Raad concludeert dat de gronden die appellant in hoger beroep aanvoert, in wezen herhalingen zijn van eerdere argumenten die al door de rechtbank zijn besproken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en houdt de weigering van de Wajong-uitkering in stand, zonder dat er aanleiding is voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.