ECLI:NL:CRVB:2021:2877
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep Wajong-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, geboren in 1997, heeft in het verleden meerdere aanvragen ingediend voor een Wajong-uitkering, die hem telkens zijn geweigerd op basis van het oordeel dat hij over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsartsen overtuigend hebben gemotiveerd dat er geen medische feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat appellant binnen vijf jaar na zijn achttiende jaar vanwege toegenomen arbeidsongeschiktheid door dezelfde ziekteoorzaak alsnog jonggehandicapte is geworden. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat zijn lichamelijke en psychische klachten zijn onderschat en dat hij geen arbeidsvermogen heeft. Hij heeft verzocht om benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar de Raad heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.