ECLI:NL:CRVB:2024:1260
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand en middelen in het kader van drugsverslaving
Deze zaak betreft een herziening van bijstand op basis van bijschrijvingen van derden op de rekening van appellante. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat een deel van deze bijschrijvingen bestemd was voor uitgaven van derden. Tevens heeft zij niet kunnen onderbouwen dat de bijschrijvingen, die zij claimde te hebben ontvangen voor de bekostiging van haar drugsverslaving, niet konden worden aangewend voor haar algemeen noodzakelijke bestaanskosten. De Raad stelt vast dat het college de bijschrijvingen terecht als middelen heeft aangemerkt, ongeacht de bestemming die appellante aan deze bedragen toekende.
Het proces begon met een anonieme melding over de ontvangen giften door appellante, wat leidde tot een onderzoek door de gemeente. Appellante heeft bankafschriften overgelegd, waaruit bleek dat er meerdere bijschrijvingen van derden waren. Na een aantal procedures, waaronder een schorsing van haar bijstandsrecht en een intrekking van de bijstand, heeft het college de bijstand herzien en teruggevorderd op basis van verzwegen inkomsten. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de bijschrijvingen niet als middelen aangemerkt mochten worden, maar de Raad heeft deze argumenten verworpen. De Raad heeft geconcludeerd dat de intrekking, herziening en terugvordering van de bijstand in stand blijven, en dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.