ECLI:NL:CRVB:2024:1174

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
22/3757 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstand als gehuwden met verschillende woonplaatsen; duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door appellante, die gehuwd is met X. De aanvraag werd afgewezen omdat appellante en X niet duurzaam gescheiden leven, ondanks dat zij in verschillende gemeenten wonen. De Raad oordeelt dat de appellante en X als gehuwden bijstand hadden moeten aanvragen naar de norm voor gehuwden. Het college van burgemeester en wethouders van Roermond had in overleg met de gemeente waar X woont, besloten dat de aanvraag daar behandeld zou worden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de appellante en X de intentie hebben om samen te leven en dat hun situatie niet kan worden aangemerkt als duurzaam gescheiden leven. De Raad wijst erop dat de aanvraag om bijstand terecht is afgewezen, omdat de gehuwden gezamenlijk bijstand moeten aanvragen bij de gemeente waar zij hun woonplaats hebben. De uitspraak bevestigt dat de appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten en dat het betaalde griffierecht niet wordt teruggegeven.

Uitspraak

22/3757 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 november 2022, 21/1466 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Roermond (college)
Datum uitspraak: 4 juni 2024

SAMENVATTING

In deze zaak beoordeelt de Raad het besluit tot afwijzing van de aanvraag om bijstand van appellante. Het college heeft dit besluit genomen omdat appellante met X is gehuwd. Zij moeten daarom samen bijstand naar de norm die geldt voor gehuwden aanvragen. Omdat X in een andere gemeente woont dan appellante, heeft het college met die andere gemeente [X] afgesproken dat zij de aanvraag daar moeten indienen. De rechtbank heeft de besluitvorming in stand gelaten. De Raad is het daarmee eens.

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 28 oktober 2020 heeft het college de aanvraag om bijstand van appellante afgewezen. Namens appellante heeft mr. M.M.J.P. Penners, advocaat, daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 3 mei 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing gebleven.
Namens appellante heeft mr. Penners tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. Penners hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 30 januari 2024. Appellante heeft door middel van videobellen deelgenomen aan de zitting, en is bijgestaan door mr. Penners, die bij de zitting aanwezig was. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.T.M. Brouns.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante is sinds 10 juni 2020 gehuwd met X. Ze hebben samen een dochter. Appellante heeft tot 1 oktober 2020 in [X] gewoond en is vervolgens verhuisd naar Roermond. Sinds 24 juni 2020 woont X op basis van een zorgovereenkomst bij [organisatie] in [X].
1.1.1.
Appellante en X hebben op 18 juni 2020 een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) ingediend bij de gemeente [X]. Met een besluit van 6 augustus 2020, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 8 december 2020, heeft dat college de aanvraag om bijstand van appellante en X buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze zaak is ook behandeld op de zitting van 30 januari 2024, en hierin is vandaag ook uitspraak gedaan.
1.1.2.
Vervolgens hebben appellante en X op 13 augustus 2020 opnieuw (bijzondere) bijstand aangevraagd (aanvraag 2) in de gemeente [X]. Met een besluit van 2 december 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 26 mei 2021, heeft het college van de gemeente [X] aanvraag 2 om (bijzondere) bijstand afgewezen. De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze zaak is ook behandeld op de zitting van 30 januari 2024 en hierin is vandaag eveneens uitspraak gedaan.
1.1.3.
Appellante en X hebben zich op 21 september 2020 in Roermond gemeld voor bijstand en op 29 september 2020 bijstand aangevraagd naar de norm voor een alleenstaande. Appellante en X hebben op het formulier vermeld dat een aanvraag om bijstand in de gemeente [X] loopt en nu bij de gemeente Roermond.
1.2.
Met een besluit van 28 oktober 2020 heeft het college de aanvraag om bijstand naar de norm voor een alleenstaande afgewezen, omdat appellante en X getrouwd zijn. Appellante en X moeten daarom samen bijstand aanvragen naar de norm voor gehuwden. Omdat appellante en X niet in dezelfde gemeente wonen, moeten de gemeenten onderling afspreken welke gemeente de aanvraag gaat behandelen. Het college heeft met de gemeente [X] afgesproken dat die gemeente de aanvraag van X voor bijstand als alleenstaande zal omzetten in een aanvraag voor een echtpaar en de aanvraag verder zal behandelen.
1.3.
Met het besluit van 3 mei 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 28 oktober 2020 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college in aanmerking genomen dat appellante en X meermaals hebben aangegeven niet duurzaam gescheiden te (willen) leven, zodat de aanvraag om bijstand naar de norm voor alleenstaande terecht is afgewezen. Omdat bij de gemeente [X] eerder een nog in behandeling zijnde aanvraag om bijstand naar de norm voor gehuwden was ingediend, hoefde die aanvraag niet te worden omgezet in een aanvraag om bijstand naar de norm voor gehuwden.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit tot afwijzing van de aanvraag om bijstand van appellante in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.1.
Het bestreden besluit wordt getoetst voor de periode van 21 september 2020, de datum waarop appellante zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, tot en met 28 oktober 2020, de datum van het afwijzingsbesluit (te beoordelen periode).
4.2.2.
Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om een duurzaam gescheiden leven aan te nemen. De echtelijke samenleving kan ook bestaan zonder dat de betrokkenen samenwonen. Dit volgt uit eerdere rechtspraak. [1]
4.2.3.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de PW wordt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is aangemerkt als ongehuwd. Echtgenoten leven pas duurzaam gescheiden, als beiden of één van hen het echtelijk samenleven wil verbreken, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt alsof hij niet met de ander gehuwd is en dit door ten minste één van beiden als blijvend is bedoeld. Dit is vaste rechtspraak. [2] Dit zal moeten blijken uit concrete feiten en omstandigheden.
Duurzaam gescheiden leven?
4.3.1.
Aan het standpunt dat appellante en X ten tijde van de te beoordelen periode niet duurzaam gescheiden hebben geleefd heeft het college, voor zover van belang, de volgende door appellante niet bestreden feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd. In een telefoongesprek met appellante en X, hebben zij verklaard dat het de bedoeling is dat X zo snel mogelijk in Roermond komt wonen. Dit zodra dit door de reclassering is toegestaan. Volgens het college kan hieraan worden ontleend dat appellante en X de intentie hebben om als echtpaar door het leven te blijven gaan, en willen samenwonen zodra het kan. Uit de bankrekeningen is het college gebleken dat appellante en X ook financieel zorg hebben gedragen voor elkaar. Zo maakten zij geld naar elkaar over voor boodschappen.
4.3.2.
De gemachtigde van appellante heeft hiertegen aangevoerd dat door het justitiële kader het feitelijk samenwonen van appellante en X onmogelijk is gemaakt. X moest verplicht wonen bij [organisatie] . In deze specifieke situatie, waarbij geen sprake was van echte samenleving, kan daarom worden gesteld dat appellante en X duurzaam gescheiden leefden in de te beoordelen periode. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.3.3.
Ter zitting hebben appellante en X nog herhaald dat het hun wens was om samen te zijn. Daarom zijn zij op 10 juni 2020 hertrouwd. Ook hebben zij verklaard dat X vanuit [organisatie] in [X] elke avond naar appellante ging en dat hij na verloop van tijd op sommige dagen bij appellante mocht blijven slapen. De situatie van appellante en X kan daarom niet worden aangemerkt als duurzaam gescheiden leven. De periode dat X verplicht bij [organisatie] in [X] moest wonen, was van tijdelijke aard. Vanaf het begin van de periode, 24 juni 2020, was het appellante en X duidelijk dat de situatie tijdelijk was en dat de reclassering zou bepalen wanneer deze situatie zou eindigen. Ondanks dat appellante en X niet op hetzelfde adres woonden, zagen ze elkaar gedurende die periode dagelijks in de avonduren en later bleef X met toestemming ook af en toe bij appellante slapen. Op die manier was X toch dagelijks bij appellante, wat ze wilden.
4.3.4.
Uit 4.3.3 volgt dat de situatie van appellante en X niet kan worden aangemerkt als duurzaam gescheiden leven. Dit betekent dat appellante en X als gehuwden bijstand hadden moeten aanvragen.
Waar bijstand aanvragen?
4.4.1.
Uit de artikelen 40, eerste lid, en 43, tweede lid, van de PW volgt dat gehuwden gezamenlijk bijstand (gezinsbijstand) moeten aanvragen bij het college van de gemeente waar zij hun woonplaats hebben en jegens dat college recht op bijstand hebben. Volgens vaste rechtspraak [3] is het in beginsel aan de gehuwden samen om te bepalen bij welk van de beide tot bijstandverlening bevoegde colleges zij gezamenlijk hun aanvraag om gezinsbijstand indienen. Het college waarbij de bijstand dan is aangevraagd dient vervolgens overleg te plegen met het andere college dat tot de bijstandverlening bevoegd is, en de colleges dienen onderling op grond van alle relevante feiten en omstandigheden en bij afweging van betrokken belangen te bepalen welk van beide colleges het meest aangewezen is om het recht op bijstand te beoordelen. Dit brengt tevens mee dat zij in onderling overleg bepalen welk college dient te worden belast met de bijstandverlening, al dan niet met uitvoeringstechnische en financiële steun van het andere college.
4.4.2.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college overeenkomstig de geldende rechtspraak heeft gehandeld door overleg te voeren met de gemeente [X] over de behandeling van de aanvraag van appellante en X, waarbij is afgesproken dat de gemeente [X] de eerdere aanvraag van 13 augustus 2020 van appellante en X verder zal behandelen. Het college heeft de aanvraag van appellante en X dan ook terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van S. Ploum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2024.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) S. Ploum
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’sGravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip duurzaam gescheiden leven.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Participatiewet
Artikel 3. Gezamenlijke huishouding en woning
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
Artikel 11. Rechthebbenden
4. Het recht op bijstand komt de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van de echtgenoten geen recht op bijstand heeft.
Artikel 40. Woonplaats en adresgegevens
1. Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende die niet is ingeschreven als ingezetene met een woonadres of briefadres in de basisregistratie personen wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente.
Artikel 43. Vaststelling op aanvraag
2 De bijstand wordt door de echtgenoten gezamenlijk aangevraagd dan wel door een van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2918.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2132.