Uitspraak
16 november 2022, 21/5583 (aangevallen uitspraak)
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
mr. Koevoets.
OVERWEGINGEN
Inleiding
[naam B.V.] handelende onder de naam [werkgever B.V.] (werkgever). Betrokkene en werkgever zijn op 19 februari 2019 een addendum II bij de arbeidsovereenkomst overeengekomen dat de werkgever bereid is de studieschuld van betrokkene van € 26.775,73 te vergoeden op basis van de onderstaande voorwaarden:
1. Betrokkene moest in dienst blijven tot ten minste januari 2021;
2. Gedurende deze periode vond vier keer een evaluatie over het functioneren van betrokkene plaats op respectievelijk 1 juli 2019, 1 januari 2020, 1 juli 2020 en 1 januari 2021. Deze evaluaties waren bepalend voor het toekennen van telkens ¼ deel van bovengenoemde studieschuld;
3. Per 20 januari 2021 zou het nettobedrag worden overgemaakt als betrokkene aan de gestelde voorwaarden voldeed.
20 januari 2021 buiten de overnameperiode voor loonbetalingsverplichtingen ligt. De overnameperiode eindigde zes weken na de opzegging van de arbeidsovereenkomst, op
7 januari 2021.
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
W.A. Timmer als leden, in tegenwoordigheid van M. Sheerzad als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
Bijlage
Artikel 61
Artikel 641. Het recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk wordt per kalendermaand berekend en omvat:a. het loon over ten hoogste dertien weken, onmiddellijk voorafgaande aan:1°.de dag waarop de dienstbetrekking door ontbinding eindigt;
Voor zover de uitkering betrekking heeft op het loon, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, bedraagt de uitkering per kalendermaand, zonder verrekening van inkomen als bedoeld in artikel 65, ten hoogste 100/108 deel van anderhalf maal het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, vermenigvuldigd met 21,75.