ECLI:NL:CRVB:2024:1030

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
22/1961 TONK-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking in hoger beroep tegen de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2022, waarin hij betrokken was in een geschil met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Tijdens de procedure heeft verzoeker op 4 april 2024 verzocht om wraking van de behandelend rechters, F. Hoogendijk, W.F. Claessens en J.T.H. Zimmerman, naar aanleiding van hun betrokkenheid bij eerdere uitspraken die volgens hem fundamentele fouten bevatten. Verzoeker stelde dat deze eerdere uitspraken zijn vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters bevestigden.

De wrakingsprocedure vond plaats op 16 mei 2024, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de behandelend rechters geen gebruik maakten van hun recht om te worden gehoord. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat verzoeker niet tijdig zijn wrakingsverzoek heeft ingediend, aangezien hij al eerder op de hoogte was van de betrokkenheid van de rechters bij eerdere uitspraken. Dit leidde tot de conclusie dat niet voldaan was aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke rechtscolleges 2022. Daarom werd het verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing werd openbaar uitgesproken op 30 mei 2024, waarbij de Centrale Raad van Beroep geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22/1961 TONK-W
Datum beslissing: 30 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2022, 21/3759, in een geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem.
Bij brief van 7 maart 2024 heeft de Raad aan partijen meegedeeld dat het hoger beroep zal worden behandeld ter zitting op 9 april 2024 door F. Hoogendijk, W.F. Claessens en J.T.H. Zimmerman (behandelend rechters).
Op 4 april 2024 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechters.
Op 9 april 2024 hebben de behandelend rechters op het verzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Verzoeker en de behandelend rechters zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de wrakingskamer op 16 mei 2024. Verzoeker is verschenen. De behandelend rechters hebben zoals aangekondigd geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1. De behandeling van wrakingsverzoeken vindt plaats met inachtneming van de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke rechtscolleges 2022 (Regeling). Deze regels zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.
2. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking het volgende ten grondslag gelegd. De zaak van verzoeker draait om de vraag of artikel 32 van de Participatiewet ruimte biedt om rekening te houden met verwervingskosten in geval van een negatief inkomen. Verzoeker stelt dat de vaste rechtspraak van de Raad hierover niet klopt. [1] De behandelend rechters zijn betrokken geweest bij die vaste rechtspraak en hebben daarbij fundamentele fouten gemaakt. Door deze eerdere uitspraken staat zwart op wit dat de behandelend rechters het met verzoeker oneens zijn. Hierdoor bestaat bij verzoeker de vrees dat de behandelend rechters niet kritisch kunnen kijken naar hun eigen oordelen en handelen en niet kunnen vaststellen dat zij zelf eerder fouten hebben gemaakt.
3. Bij brief van 7 maart 2024 is verzoeker uitgenodigd voor de zitting op 9 april 2024 en is hem meegedeeld welke rechters zijn hoger beroep zullen behandelen. Met de ontvangst van deze uitnodiging is verzoeker dus bekend geworden met de namen van de behandelend rechters. Verzoeker had kort nadien op de hoogte kunnen zijn van de feiten waaruit volgens verzoeker een vooringenomenheid van de behandelend rechters blijkt. Daarbij is van belang dat verzoeker in zijn verzoek om wraking heeft gewezen op een, mede door een van de behandelend rechters gewezen, uitspraak van de Raad, waarbij hij zelf partij was en die hij reeds noemde in het hogerberoepschrift. Niettemin heeft verzoeker ongeveer vier weken – namelijk tot enkele dagen vóór de zitting – gewacht met de indiening van zijn wrakingsverzoek. Dat hij toen pas heeft opgezocht bij welke zaken de behandelend rechters eerder betrokken zijn geweest, komt voor zijn rekening en risico. Gelet hierop is niet voldaan aan artikel 8:16, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat het verzoek om wraking niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om wraking niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door E. Dijt als voorzitter en T. Dompeling en A. van Gijzen als leden, in tegenwoordigheid van M. Sheerzad als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
(getekend) E. Dijt
(getekend) M. Sheerzad

Bijlage: voor deze beslissing belangrijke wettelijke regels

Artikel 8:15 van de Awb

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Artikel 8:16 van de Awb

1. Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
[…]

Artikel 1 van de Regeling

1. Een verzoek om wraking dient:
[…]
b. te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden waardoor volgens de indiener de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan de verzoeker bekend zijn geworden;
[…]

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 13 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:447.