ECLI:NL:CRVB:2024:1029

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
23/1136 PW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking in hoger beroep bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om wraking van de behandelend rechter, P.W. van Straalen, door verzoeker. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam en verzocht om uitstel van de zitting op 2 april 2024 vanwege een overbelaste agenda en gezondheidsklachten. Het verzoek om uitstel werd afgewezen, en verzoeker diende een wrakingsverzoek in op 1 april 2024, omdat hij meende dat de behandelend rechter geen belang toekende aan zijn gezondheidsklachten.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat wrakingsverzoeken moeten voldoen aan specifieke voorwaarden en dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn. De Raad concludeerde dat het verzoek om uitstel niet tijdig was ontvangen door de behandelend rechter, wat geen aanwijzing opleverde voor vooringenomenheid. De Raad wees het verzoek om wraking af, omdat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was.

De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter E. Dijt en de leden T. Dompeling en A. van Gijzen, in aanwezigheid van griffier M. Sheerzad. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

23/1136 PW-W
Datum beslissing: 30 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 februari 2023, 22/3119, in een geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard.
Bij brief van 2 februari 2024 heeft verzoeker verzocht om uitstel van de geplande zitting op 2 april 2024 vanwege een overbelaste agenda met zittingen bij rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad. De Raad heeft dit verzoek om uitstel bij brief van 9 februari 2024 afgewezen.
Bij brief van 1 maart 2024 heeft de Raad aan partijen meegedeeld dat het hoger beroep ter zitting op 2 april 2024 zal worden behandeld door P.W. van Straalen (behandelend rechter).
Bij brief van 25 maart 2024 heeft verzoeker verzocht om uitstel van de zitting op 2 april 2024 vanwege (recent toegenomen) gezondheidsklachten. Op dit verzoek heeft de behandelend rechter niet beslist.
Bij brief van 1 april 2024 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter.
De behandelend rechter heeft op het verzoek om wraking gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Verzoeker en de behandelend rechter zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de wrakingskamer op 16 mei 2024. Verzoeker is zoals aangekondigd niet verschenen. De behandelend rechter heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1. De behandeling van wrakingsverzoeken vindt plaats met inachtneming van de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke rechtscolleges 2022 (Regeling). Deze regels zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.
2. Verzoeker heeft in zijn verzoek om wraking geschreven dat hij daaraan uitdrukkelijk niet ten grondslag legt dat de behandelend rechter het uitstelverzoek van 25 maart 2024 onbeantwoord heeft gelaten of geen uitstel van de zitting heeft verleend, maar dat de behandelend rechter bewust voorbij is gegaan en geen belang heeft toegekend aan zijn gezondheidsklachten. De behandelend rechter heeft daarmee volgens verzoeker het risico op een onvolledige inhoudelijke behandeling geaccepteerd. Verzoeker heeft er verder op gewezen dat de behandelend rechter de praktische en effectieve beoordeling van zijn zaak bemoeilijkt en hem een instantie afneemt, door geen belang toe te kennen aan zijn gezondheidsklachten.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. [1]
3.2.
Uit het dossier is gebleken dat het verzoek om uitstel van 25 maart 2024 de behandelend rechter niet tijdig heeft bereikt doordat de administratieve verwerking van het verzoek bij de griffie vertraging heeft opgelopen, waardoor de behandelend rechter niet tijdig op het verzoek om uitstel heeft kunnen beslissen. Deze omstandigheid levert echter geen aanwijzing op dat de behandelend rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of dat de dienaangaande bij hem bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Dit betekent dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door E. Dijt als voorzitter en T. Dompeling en A. van Gijzen als leden, in tegenwoordigheid van M. Sheerzad als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
(getekend) E. Dijt
(getekend) M. Sheerzad

Bijlage: voor deze beslissing belangrijke wettelijke regels

Artikel 8:15 van de Awb

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Voetnoten

1.Zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141.