ECLI:NL:CRVB:2023:971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens verstoorde arbeidsverhouding en werkloosheidsuitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het ontslag van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, kreeg op 27 maart 2018 ontslag wegens een verstoorde arbeidsverhouding, met ingang van 1 juni 2018. Dit ontslag volgde op een reeks van gebeurtenissen die de relatie tussen appellant en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam onder druk zetten. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het ontslag, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank oordeelde dat het college geen overwegend aandeel had in het ontstaan van de verstoorde arbeidsverhouding en dat er geen grond was voor een ontslagvergoeding bovenop de gegarandeerde werkloosheidsuitkering. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college zich voldoende had ingespannen om appellant ander werk te bieden en dat het ontslag terecht was verleend. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een compensatie of ontslagvergoeding, en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.