Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep tegen het ontslag ongegrond verklaarde. De appellant, werkzaam bij de gemeente Amsterdam sinds 1989, werd ontslagen op basis van verstoorde arbeidsverhoudingen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het ontslag op goede gronden berust. De appellant had in de jaren voorafgaand aan zijn ontslag herhaaldelijk problemen met zijn functioneren en communicatie, wat leidde tot spanningen binnen het team. Ondanks meerdere gesprekken en de mogelijkheid om een cursus te volgen, verbeterde zijn houding niet. De Raad bevestigt dat de beoordeling van de appellant op voldoende gronden berustte en dat het college geen overwegend aandeel had in de ontstane situatie. De Raad concludeert dat de voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet van het college kon worden verlangd, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.