Uitspraak
20.3314 WIA
OVERWEGINGEN
niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
.Er is aanleiding te bepalen dat het Uwv het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 8 december 2022. Dit besluit kwam tegemoet aan de bezwaren van appellant tegen een eerder besluit van 22 juni 2018, waarbij appellant een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen werd toegekend. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang, aangezien het Uwv met het nieuwe besluit de bezwaren van appellant had verholpen.
Daarnaast heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn met bijna tien maanden was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 1.000,-. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant vastgesteld op € 3.348,- en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten in verband met het verzoek om schadevergoeding.
De uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, met N. Zwijnenberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 april 2023. De Raad heeft in zijn overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) betrokken, en heeft de procedurele aspecten van de zaak grondig geanalyseerd.