ECLI:NL:CRVB:2023:906
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en juiste FML
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 5 april 2022. De appellant, die als signmaker werkte, had zich op 26 augustus 2018 ziek gemeld vanwege lichamelijke klachten. In het kader van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering vond op 23 juli 2020 een telefonisch spreekuur plaats met een verzekeringsarts, waarbij een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) werd opgesteld. De arbeidsdeskundige concludeerde dat appellant niet meer geschikt was voor zijn laatst verrichte werk en selecteerde drie functies met de hoogste lonen om de mate van arbeidsongeschiktheid te berekenen. Het Uwv weigerde op 22 september 2020 de WIA-uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar tegen deze beslissing werd door het Uwv ongegrond verklaard.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd en zijn argumenten waren in wezen herhalingen van eerdere stellingen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep werd afgewezen en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.