Uitspraak
22.1575 WIA
P.J.L.H. Coenen.
OVERWEGINGEN
21 november 2014 heeft hij zich ziekgemeld als gevolg van een ongeval op 20 november 2014. Bij besluit op bezwaar van 6 juni 2018 heeft het Uwv aan appellant een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80% (56,98%).
1 augustus 2019 tot 1 juni 2020 en van 1 september 2020 tot 1 juni 2021.
14 december 2020 met ingang van 21 februari 2021 beëindigd.
30 april 2021. Appellant heeft geen gronden gericht tegen deze theoretische schatting. Op basis van deze theoretische schatting is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 21 februari 2021 berekend op 67,33%.
21 februari 67,33% bedraagt. De daarbij behorende arbeidsongeschiktheidsklasse is 65 – 80%. De Raad zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 5 mei 2021.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 5 mei 2021, voor zover daarin is bepaald dat appellant op 21 februari 2021 49,73% (en dus 45 – 55%) arbeidsongeschikt is;
- stelt de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 21 februari 2021 vast op 67,33% en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 5 mei 2021;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 3.348,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.