ECLI:NL:CRVB:2023:769
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing laattijdige aanvraag Wajong-uitkering en indicatie banenafspraak met betrekking tot arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante had een laattijdige aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen op basis van het oordeel dat zij over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank had de beslissing van het Uwv bekrachtigd, waarbij werd gesteld dat de medische en arbeidskundige onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat appellante in staat was om ten minste vier uur per dag te werken.
Appellante, geboren in 1984, heeft diverse fysieke en psychische klachten, waaronder PTSS en fibromyalgie. In hoger beroep voerde zij aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten en de diagnose Bechterew. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante in essentie een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd en dat de rechtbank deze gronden overtuigend had weerlegd. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante beschikt over arbeidsvermogen en dat de aanvraag om een Wajong-uitkering terecht was afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen en de rol van de verzekeringsartsen in het beoordelingsproces. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.