ECLI:NL:CRVB:2023:67
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep Wajong-uitkering en ontwikkelmogelijkheden appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de appellant, geboren in 2002, op het moment van de beoordeling geen arbeidsvermogen heeft omdat hij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is, en dat er nog ontwikkelmogelijkheden zijn. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De Raad oordeelt dat de informatie van de betrokken instanties, waaronder Reinaerde en MEE, voldoende onderbouwt dat er mogelijkheden zijn voor de appellant om in de toekomst basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen. De Raad bevestigt dat de beoordeling van het Uwv correct is en dat de appellant geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat niet is uitgesloten dat hij nog ontwikkelmogelijkheden heeft. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.