ECLI:NL:CRVB:2023:522
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering en de noodzaak van powernaps voor de appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 28 februari 2022. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.A. Bouwman, had eerder een WIA-uitkering die per 2 januari 2020 was beëindigd. De Raad had in een eerdere uitspraak van 16 december 2021 bepaald dat het Uwv een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van de appellant. In het bestreden besluit heeft het Uwv het bezwaar van de appellant gegrond verklaard, maar de WIA-uitkering beëindigd, waarbij het Uwv een gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) heeft opgesteld. Deze FML bevatte de noodzaak voor de appellant om twee keer per dag gedurende 20 minuten te kunnen slapen, los van de reguliere pauzes.
Tijdens de zitting op 8 februari 2023 heeft de Raad de argumenten van de appellant en het Uwv gehoord. De appellant stelde dat de FML geen urenbeperking bevatte en dat de noodzaak voor powernaps niet adequaat was meegenomen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Het Uwv verdedigde zijn standpunt door te stellen dat de appellant, ondanks de extra beperking, nog steeds in staat was om 8 uur per dag te werken en dat de geselecteerde functies passend waren.
De Raad heeft in zijn overwegingen geconcludeerd dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de appellant in staat was om te werken, zelfs met de noodzaak voor powernaps. De Raad oordeelde dat de werkgever in redelijkheid kon worden gevraagd om de appellant in de gelegenheid te stellen om de benodigde rust te nemen. De beroepsgrond van de appellant dat er een urenbeperking moest worden aangenomen, werd verworpen. De Raad verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en bevestigde de beëindiging van de WIA-uitkering.