In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, die op 11 augustus 2022 werd toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 77,34%. Na bezwaar werd deze mate verhoogd naar 77,91%. Eiseres betwistte deze beoordeling en voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld, met name op het gebied van haar mentale en fysieke belastbaarheid. De rechtbank heeft de zaak op 31 mei 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar partner en gemachtigde, en het UWV werd vertegenwoordigd door een advocaat.
De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres correct heeft vastgesteld op 77,91%. De rechtbank oordeelt dat de medische onderzoeken door de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van eiseres voldoende rekening houdt met haar klachten. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar stelling ondersteunt dat zij meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen. De rechtbank wijst ook de argumenten van eiseres af dat haar toiletbezoek een belemmering vormt voor werk, en concludeert dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor haar. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald.