Uitspraak
[werkneemster] (werkneemster) van betrokkene ontving op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 7 september 2019 beëindigd. De werkneemster heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft met een besluit van 18 november 2019 (bestreden besluit) het bezwaar van de werkneemster gegrond verklaard en vastgesteld dat het ziekengeld niet per 7 september 2019 kan worden beëindigd.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
[Naam B.V.] ( [Naam B.V.] ), toen zij zich op 22 januari 2019 voor dit werk ziek meldde met lichamelijke klachten. Het dienstverband is op 22 januari 2019 geëindigd. Betrokkene heeft vanaf dat moment het ziekengeld aan de werkneemster betaald.
‘eigen tempo. geen wringen. kan met doekje/spuitbus werken. aangepaste emmer met wringbediening via voet, hoeft ook niet veel te dweilen alleen inloop en 2 x kantine. (…) plan: als werkzaamheden goed verlopen herstelmelding overwegen.’Op 6 september 2019 heeft de casemanager gesproken met de werkneemster, waarbij is geconstateerd dat de afgelopen week met voldoende inzet en motivatie door de werkneemster is volbracht en de productiviteit is behaald. Betrokkene heeft de werkneemster vervolgens per 7 september 2019 hersteld gemeld bij het Uwv.
re-integratie. De kwalificatie door de rechtbank van het (uit)wringen van dweilen en veelvuldige deadlines als verzwarende aspecten van het werk is niet juist. Uit de toelichting bij artikel 19, vijfde lid, van de ZW blijkt dat het moet gaan om de vraag of dezelfde aspecten (uit)wringen van dweilen en veelvuldige deadlines ook voorkomen bij soortgelijke werkgevers als (in dit geval) [Naam B.V.] . In dat geval zijn het geen verzwarende aspecten. Uit een nader rapport van 14 april 2021 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt dat (uit)wringen van dweilen en veelvuldige deadlines deel uitmaken van de werkzaamheden als interieurverzorgster bij soortgelijke werkgevers. Het zijn daarom geen verzwarende maar kenmerkende aspecten van de werkzaamheden als interieurverzorgster. Desgevraagd heeft het Uwv ter zitting verklaard dat het hoger beroep zich niet richt tegen de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling en vergoeding van griffierecht.
Het oordeel van de Raad
Claim Beoordelings- en Borgings Systeem (CBBS) geselecteerd en die functies onderzocht op hun kenmerkende belasting. In alle functies is sprake van het uit(wringen) van schoonmaakdoeken met de handen of is sprake van een kenmerkende belasting op knijp/grijpkracht in combinatie met andere grepen. Dit betekent dat de handbelasting door het (uit)wringen van schoonmaakdoeken als gewoonlijk kenmerkend voor het werk als interieurverzorgster is aan te merken. Er is daarmee –anders dan de rechtbank oordeelde –geen sprake van een verzwarend aspect dat buiten beschouwing kan blijven bij de vraag of de werkneemster geschikt is voor haar werk als interieurverzorgster bij een soortgelijke werkgever.
‘Omdat [werkneemster] haar schoonmaakwerk bij [werkgever] via [betrokkene] volledig kon uitvoeren gedurende enkele weken, is zij volledig hersteld gemeld per 6-9-2019. Er is door [betrokkene] gezocht naar schoonmaakwerk wat beter paste bij haar beperkingen (m.n. de handbelasting was hier minder omdat er b.v. niet gewrongen hoefde te worden).’
onder 4.4 genoemde onderzoek door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt niet dat een dergelijk hulpmiddel bij soortgelijke werkgevers wél voorhanden is. De door betrokkene genoemde uitspraak van 25 april 2022 [3] mist in dit geval toepassing omdat het daar niet ging om de maatstaf arbeid als bedoeld in artikel 19 van de ZW. Gelet hierop heeft het Uwv zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat een hersteldverklaring per
7 september 2019 niet aan de orde is.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
W.A. Timmer als leden, in tegenwoordigheid van O.N. Haafkes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.