Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
Het oordeel van de Raad
(zie de uitspraken van de Raad van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872 en
27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 18 april 2016, waarin de aanvraag van appellant voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellant, geboren in 1993, heeft in 2016 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat hij volgens het Uwv arbeidsvermogen had. In 2019 diende appellant opnieuw een aanvraag in, waarbij hij stelde dat er nieuwe feiten waren, waaronder de diagnose ME/CVS. Het Uwv weigerde echter terug te komen op het eerdere besluit, omdat er volgens hen geen nieuwe medische informatie was die de afwijzing zou rechtvaardigen. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank bevestigde de beslissing van het Uwv. Appellant stelde dat er wel degelijk nieuwe feiten waren en dat hij recht had op een Wajong-uitkering voor de toekomst. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geweigerd terug te komen van de eerdere beslissing. De Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde nieuwe feiten niet als zodanig konden worden aangemerkt en dat de eerdere beoordeling van zijn arbeidsvermogen correct was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige in te schakelen, omdat de medische beoordeling door het Uwv voldoende was onderbouwd. De beslissing van het Uwv om de Wajong-uitkering te weigeren blijft derhalve in stand.