ECLI:NL:CRVB:2023:2309
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2023 een verzoek om wraking afgewezen. Het verzoek werd ingediend door verzoekster, die eerder een herzieningsverzoek had ingediend tegen een uitspraak van de Raad van 30 september 2021. De behandeling van het herzieningsverzoek vond plaats op 2 oktober 2023, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Tijdens deze zitting heeft de gemachtigde verzocht om wraking van de behandelend rechter, M. Schoneveld, omdat hij meende dat deze onvoldoende voorbereid was en de gemachtigde niet de kans had gekregen om zijn standpunten duidelijk toe te lichten.
De Centrale Raad van Beroep heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De Raad concludeerde dat de argumenten van verzoekster niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. Het proces-verbaal van de zitting toonde aan dat de gemachtigde voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunten naar voren te brengen en dat de behandelend rechter niet onterecht had gehandeld.
De Raad benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. Aangezien de Raad geen dergelijke omstandigheden kon vaststellen, werd het verzoek om wraking afgewezen. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.