ECLI:NL:CRVB:2023:2212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
22/3779 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake faillissementsuitkering en wettelijke rente

Op 8 november 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de toekenning van een faillissementsuitkering aan appellante. Het hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 oktober 2022. In het bestreden besluit 3, genomen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 7 november 2023, is appellante een hoger bedrag aan faillissementsuitkering toegekend dan in het primaire besluit van 1 april 2021. Echter, het aantal over te nemen vakantie-uren is naar beneden bijgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen sprake was van strijd met het verbod van reformatio in peius, aangezien het resultaat na bezwaar per saldo gunstiger was voor appellante. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het besluit van 11 maart 2022 gegrond, omdat er geen loon was vergoed over de periode van 30 november 2020 tot 4 januari 2021. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van schade aan appellante in de vorm van wettelijke rente en proceskosten, die zijn begroot op € 1.708,90. Het Uwv moet ook het door appellante betaalde griffierecht van € 136,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

22/3779 WW en 23/3148 WW-PV
Datum uitspraak: 8 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 oktober 2022, 21/5527 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting hebben: S. Wijna, W.A. Timmer en G.A.J. van den Hurk
Griffier: A.L.K. Dagmar
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. M. Koolhoven. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.M. Schalkwijk.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 11 maart 2022 gegrond en vernietigt dit besluit voor zover daarbij geen loon is vergoed over de periode van 30 november 2020 tot 4 januari 2021;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 7 november 2023 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van schade aan appellante in de vorm van wettelijke rente, zoals hierna in deze uitspraak is vermeld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.708,90;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Op 7 november 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 3).Het beroep tegen dit besluit is geregistreerd onder nummer
23/3148 WW. Bij bestreden besluit 3 heeft het Uwv in aanvulling op de beslissing op bezwaar van 11 maart 2022 (bestreden besluit 2) alsnog een bedrag van € 735,61 aan achterstallig loon over de periode van 30 november 2020 tot 4 januari 2021 aan appellante vergoed. Voor het overige heeft het Uwv bestreden besluit 2 gehandhaafd. Gelet hierop wordt bestreden besluit 2 (en de daarin toegekende bedragen aan faillissementsuitkering) geacht te zijn geïncorporeerd in bestreden besluit 3.
Uit bestreden besluit 3 volgt dat bestreden besluit 2 niet berustte op een deugdelijke motivering. Dit besluit moet dan ook wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden vernietigd. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak, waarbij de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond heeft verklaard, niet in stand kan blijven. De Raad zal daarom de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond verklaren en bestreden besluit 2 vernietigen.
Bestreden besluit 3 komt niet volledig tegemoet aan het bezwaar van appellante. Op grond van artikel 6:19 van de Awb wordt bestreden besluit 3 in de beoordeling betrokken.
Het hoger beroep is beperkt tot de vraag of het Uwv heeft gehandeld in strijd met het verbod van reformatio in peius, omdat bij bestreden besluit 3 het aantal over te nemen vakantie-uren naar beneden is bijgesteld. Dit beroep van appellante slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 7 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:889, is geen sprake van strijd met het verbod van reformatio in peius als het resultaat na bezwaar per saldo gunstiger is. Bij bestreden besluit 3 is appellante een hoger bedrag aan faillissementsuitkering toegekend dan bij het primaire besluit van 1 april 2021. Dit betekent dat geen sprake is van strijd met verbod van reformatio in peius. Het beroep tegen bestreden besluit 3 zal daarom ongegrond worden verklaard.
Het verzoek van appellante het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen faillissementsuitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de wettelijke rente moet berekenen, wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.674,- (1 punt voor het hoger beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, waarde per punt € 837,-) in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand en op
€ 34,90 aan reiskosten in hoger beroep. Ook dient het Uwv het in hoger beroep door appellante betaalde griffierecht van € 136,- te vergoeden.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 8 november 2023
De griffier. De voorzitter van de meervoudige kamer.
De griffier is verhinderd te ondertekenen. (getekend) S. Wijna