ECLI:NL:CRVB:2019:889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.H. Bangma
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de financiële compensatie bij herplaatsing van een ambtenaar in Duitsland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de financiële compensatie van een ambtenaar die een nieuwe functie in Duitsland heeft aanvaard. De Raad oordeelt dat het aanvaarden van een baan in Duitsland geen onvoorziene situatie is, gezien het feit dat veel ambtenaren van de gemeente in de grensstreek wonen. De Raad volgt het college in haar keuze om appellant te compenseren voor het financieel nadeel ten gevolge van de herplaatsing, met een korting van 50% op het verschil in brutosalaris. De berekening van pensioencompensatie is gebaseerd op onzekere toekomstige factoren, en de pensioendeskundige heeft gebruikelijke technieken gehanteerd zonder onjuiste gegevens te gebruiken. De Raad oordeelt dat er geen strijd is met het verbod van reformatio in peius, aangezien het totaalbedrag van de compensatie na bezwaar hoger is vastgesteld.
De zaak betreft een appellant die sinds 2009 werkzaam was bij de gemeente en in 2014 als herplaatsingskandidaat werd aangewezen. Na een verzoek om eervol ontslag en een nieuwe functie in Duitsland, ontstonden er geschillen over de financiële compensatie en de toepassing van het Sociaal statuut. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het college had in hoger beroep de eerdere besluiten herroepen en nieuwe besluiten genomen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar ook enkele besluiten van het college vernietigd en de kosten van rechtsbijstand toegewezen aan appellant.