ECLI:NL:CRVB:2023:2109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de woonlandfactor voor buitenlandbijdrage in de zorgverzekering van een in Frankrijk woonachtige appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in Frankrijk woont. De appellant, geboren in 1944, heeft op basis van de Verordening (EG) nr. 883/2004 recht op zorg in zijn woonland, maar is verplicht een buitenlandbijdrage te betalen op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het CAK had de buitenlandbijdrage voor 2018 vastgesteld op € 6.414,82, waarbij de woonlandfactor voor Frankrijk, vastgesteld op 0,9262, werd gehanteerd. De appellant betwistte de juistheid van deze woonlandfactor en stelde dat niet alle zorgkosten van Nederland in de berekening waren meegenomen.
De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht heeft bevestigd. De Raad oordeelde dat de woonlandfactor correct was toegepast en dat de wetgever bij de vaststelling van de bijdrage rekening heeft gehouden met de gemiddelde zorgkosten in Nederland. De Raad benadrukte dat de rechter niet mag treden in de belangenafweging van de wetgever, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die niet zijn verdisconteerd. De appellant heeft niet aangetoond dat dergelijke omstandigheden aanwezig zijn.
De uitspraak bevestigt dat de berekening van de buitenlandbijdrage op basis van de woonlandfactor voor Frankrijk rechtmatig is en dat de appellant zijn verplichtingen op grond van de Zvw moet nakomen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waardoor het bestreden besluit in stand blijft.