ECLI:NL:CRVB:2023:2088

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
22/2944 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan duurzaam arbeidsvermogen

In deze zaak gaat het om een verzoek van appellante om terug te komen van een eerder besluit van 21 juni 2016, waarbij haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2022. Appellante, geboren in 2000, heeft jeugdreuma en heeft in het verleden meerdere aanvragen voor een Wajong-uitkering ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvragen afgewezen, omdat appellante op dat moment geen arbeidsvermogen had, maar de situatie niet duurzaam was. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding geven om van het eerdere besluit terug te komen. De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusie dat appellante in de toekomst mogelijk weer arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De Raad volgt de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22 2944 WAJONG

Datum uitspraak: 1 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 juli 2022, 21/408 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2023. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Willering. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door Y. Huisman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren op [Geboortedatum] 2000, heeft met een door het Uwv op 14 november 2019 ontvangen formulier een aanvraag ingediend om uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat appellante jeugdreuma heeft. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 28 januari 2020 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen omdat appellante nu geen arbeidsvermogen heeft, maar deze situatie niet duurzaam is, omdat niet uitgesloten is dat door verdere begeleiding en behandeling verbetering mogelijk is.
1.2.
Appellante heeft op 27 mei 2020 opnieuw een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Bij de aanvraag is een verwijsbrief naar de oogarts van de [Naam kliniek] van 26 maart 2020, een ongedateerde brief van de [Naam kliniek] en een deel van een vervolgbrief van [zorgorganisatie] gevoegd. Bij besluit van 22 juli 2020 heeft het Uwv deze herhaalde aanvraag met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. Het Uwv heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven om tot een ander besluit te komen dan het besluit van 28 januari 2020.
1.3.
Bij besluit van 9 december 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 22 juli 2020 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv op de aanvraag van appellante van 27 mei 2020 heeft beslist op voet van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. De rechtbank volgt de stelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit geen enkel medisch stuk naar voren komt dat er bij appellante een ander ziektebeeld (bloedreuma) is vastgesteld. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich op het standpunt gesteld dat uit het verslag van [zorgorganisatie] van 5 november 2020 geen nieuwe inzichten naar voren komen in de toegevoegde waarde van de behandeling. Op grond hiervan kan ook niet gesteld worden dat het arbeidsvermogen van appellante in de toekomst niet kan verbeteren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat in de informatie niet is aangegeven dat een verdere opbouw van mogelijkheden tot functioneren van appellante is uitgesloten. Evenmin wordt vermeld dat geen enkele therapie mogelijk is. In de informatie is weliswaar te lezen dat de klachten en de ziekteactiviteit wisselend zijn in ernst, maar dit brengt nog niet met zich dat er sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De rechtbank vindt deze overwegingen en conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar. Het Uvw heeft zich, onder verwijzing naar het aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 februari 2022, terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die maken dat teruggekomen zou moeten worden van het eerdere besluit. De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat het evident onredelijk zou zijn om niet terug te komen van het besluit. Het betoog van appellante in haar reactie van 1 juli 2022 dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet heeft onderbouwd welk behandeltraject tot verbetering van haar belastbaarheid zou kunnen leiden en geen overleg heeft gevoerd met de behandelend artsen over de te verwachten nadere behandelingen, leidt gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, niet tot een ander oordeel.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er wel sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Appellante heeft gemeld dat er mogelijk sprake is van bloedreuma. Ook is een nieuw feit dat bij de behandeling van het bezwaarschrift gebleken is dat sinds 2011 de therapie die gevolgd is en de operatie geen enkele verbetering van het ziektebeeld heeft opgeleverd. Het ontbreken van arbeidsvermogen is dus thans wel duurzaam. Appellante heeft verschillende behandelingen en therapieën ondergaan, maar er is tot op heden geen zicht op verbetering. Er is thans ook geen enkele therapie geïndiceerd aangezien alles al geprobeerd is. Appellante ziet geen motivering waaruit het Uwv de conclusie zou trekken dat het arbeidsvermogen in de toekomst verbeterd zou kunnen worden.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het Uwv heeft op het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van
21 juni 2016 beslist met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [1] Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
4.2.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld onder 4.1 heeft aangedragen. Ten aanzien van het betoog van appellante dat de veranderde prognose kan worden aangemerkt als nieuw feit overweegt de Raad aanvullend het volgende. De omstandigheid dat – zoals appellante stelt – in mei 2020 duidelijk werd dat ondanks langdurige behandelingen geen sprake is van enige verbetering in haar belastbaarheid, kan niet worden aangemerkt als veranderde omstandigheid als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. De beoordeling van de duurzaamheid betreft immers een inschatting van de kansen op verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie ten tijde van de aanvraag. De vraag of appellante in januari 2020 in een situatie verkeerde waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet konden ontwikkelen, moet dan ook worden beantwoord aan de hand van de gegevens die bekend zijn op die datum of nadien over die datum bekend zijn geworden. Dat achteraf bezien de verbetering niet heeft plaatsgevonden, zoals appellante stelt, kan dan ook geen rol spelen bij de beoordeling. [2] De Raad sluit zich verder aan bij het oordeel van de rechtbank dat in wat appellante heeft aangevoerd geen grond is gelegen om te oordelen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
4.3.
De overwegingen in 4.1 en 4.2 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2023.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) N. ter Heerdt

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Raad van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872 en 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115.
2.Zie ook de uitspraak van de Raad van 19 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1414.