ECLI:NL:CRVB:2023:1983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over benadelingshandeling en Ziektewetuitkering na vechtpartij op werk
In deze zaak gaat het om de vraag of de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat betrokkene geen benadelingshandeling heeft gepleegd, waardoor er geen grond bestaat voor het opleggen van een maatregel op de Ziektewetuitkering (ZW) van betrokkene. Betrokkene was werkzaam als weegbrugmedewerker en raakte betrokken bij een vechtpartij op 2 oktober 2018. Na de vechtpartij hervatte hij zijn werk, maar werd op 8 oktober 2018 op non-actief gesteld en meldde zich ziek. Het Uwv legde een maatregel op, waarbij de ZW-uitkering met 100% werd verlaagd, omdat men meende dat betrokkene een benadelingshandeling had gepleegd. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv, omdat er geen benadelingshandeling was gepleegd. Appellante, de werkgever, ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter. De Raad oordeelde dat er geen voorzienbaar verband was tussen de gedraging van betrokkene en zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat de voorzieningenrechter terecht de vraag naar de mate van verwijtbaarheid buiten beschouwing had gelaten, omdat er geen grond was voor het opleggen van een maatregel.