ECLI:NL:CRVB:2023:1862
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het wrakingsverzoek in hoger beroep tegen de minister van Defensie
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 augustus 2021, waarin hij betrokken was bij een geschil met de minister van Defensie. Op 11 september 2023 zijn kennisgevingen aan partijen verzonden voor een zitting op 27 september 2023. Verzoeker heeft op 12 september 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Y. Sneevliet, een van de behandelend rechters, omdat hij twijfels had over haar objectiviteit en onpartijdigheid. Dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Op 25 september 2023 vond een zitting plaats, maar zowel verzoeker als de behandelend rechter zijn niet verschenen.
Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek aangegeven dat hij zorgen heeft over de onpartijdigheid van de behandelend rechter, omdat hij haar vier jaar geleden in een andere zaak heeft gewraakt. Hij heeft ook nadere stukken ingediend, waaronder eerdere wrakingsverzoeken en beslissingen van de wrakingskamer. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de wrakingsgrond niet is gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de behandelend rechter. De Raad benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid.
De Raad concludeert dat verzoeker geen concrete feiten heeft aangedragen die de schijn van vooringenomenheid van de behandelend rechter kunnen onderbouwen. Het verzoek om wraking wordt afgewezen, en de beslissing is in het openbaar uitgesproken. De griffier en de voorzitter hebben de beslissing ondertekend, waarmee de procedure is afgerond.