ECLI:NL:CRVB:2023:1856
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake niet tijdig beslissen op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Westland
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 april 2021. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Appellante had op 29 januari 2021 beroep ingesteld, nadat het college van burgemeester en wethouders van Westland op 30 november 2020 had gecommuniceerd dat het bezwaar van appellante als een herhaald verzoek werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het college tijdig had beslist en dat appellante geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 30 november 2020, waardoor haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 augustus 2023, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat appellante niet tijdig had gereageerd op het besluit van 30 november 2020. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de situatie zoals beschreven in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zich niet voordeed op het moment van het indienen van het beroep.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd gedaan op 5 oktober 2023, waarbij appellante geen proceskostenvergoeding kreeg toegewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de niet-ontvankelijkheid van het beroep werd gehandhaafd.