ECLI:NL:CRVB:2023:1855

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
22/3922 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake stopzetting bezoldiging

Op 5 oktober 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 26 oktober 2017. Verzoekster, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had verzocht om herziening van de uitspraak waarin haar bezwaar tegen de stopzetting van haar bezoldiging ongegrond was verklaard. In haar verzoek stelde zij dat de stopzetting van de bezoldiging in april 2015 zonder besluit was gebeurd en dat dit pas tijdens een zitting in een andere procedure in september 2020 aan het licht was gekomen. Verzoekster voerde aan dat het besluit van 6 februari 2015 van rechtswege was vervallen en dat de bedrijfsarts in een tuchtrechtelijke procedure had erkend dat zij mogelijk geen verzoeken had ontvangen.

De Raad oordeelde dat verzoekster al in 2017 op de hoogte had kunnen zijn van de stopzetting van de bezoldiging in april 2015, aangezien dit feit ook uit haar bankafschriften had kunnen blijken. Dit betekende dat de stopzetting van de bezoldiging in april 2015 geen nieuwe feiten of omstandigheden opleverde die herziening rechtvaardigden. Bovendien werden de argumenten van verzoekster over de uitspraken van de bedrijfsarts niet als nieuwe feiten beschouwd, maar als een poging om de eerdere uitspraak te heropenen. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H. Lagas als voorzitter en J.J.T. van den Corput en F.J.L. Pennings als leden, in aanwezigheid van griffier L.C. van Bentum. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 oktober 2023.

Uitspraak

22/3922 AW
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 26 oktober 2017, 16/2547
Partijen:
[verzoekster] zonder vaste woon- of verblijfplaats (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van Westland (college)
PROCESVERLOOP
Bij brief van 28 maart 2022 heeft verzoekster verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 26 oktober 2017, 16/2547 AW [1] .
Het college heeft hierop gereageerd.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. J.F.R. Eisenberger, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten, advocaat en mr. B.J. Dekker.

OVERWEGINGEN

1.1.
Met zijn uitspraak van 26 oktober 2017, heeft de Raad het bij besluit van 24 augustus 2015 ongegrond verklaarde bezwaar tegen het besluit van 6 februari 2015, waarbij de bezoldiging van appellante is stopgezet, in stand gelaten.
2. Verzoekster heeft aan haar verzoek om herziening – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat de betaling van de bezoldiging in april 2015 nogmaals is stopgezet, zonder dat daarover een besluit is genomen. Dit is pas tijdens een zitting bij de rechtbank in een andere procedure in september 2020 bekend geworden. Het besluit van 6 februari 2015 is daarom van rechtswege vervallen, aldus verzoekster. Daarnaast heeft de bedrijfsarts volgens verzoekster in de tuchtrechtelijke procedure erkend dat het mogelijk is dat zij de verzoeken van de bedrijfsarts om een machtiging af te geven niet heeft ontvangen.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en;
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Het kon verzoekster ten tijde van de procedure bij de Raad in 2017 al duidelijk zijn dat de bezoldiging in februari en maart 2015 nog was uitbetaald en dat de bezoldiging in april 2015 niet meer was uitbetaald onder andere door middel van haar bankafschriften. Verzoekster kon dit feit daarom al in de procedure in 2017 naar voren brengen. Dit betekent dat het feit van de stopzetting van de bezoldiging in april 2015 geen reden kan zijn voor herziening.
3.3.
Wat verzoekster aanvoert over de uitspraken van de bedrijfsarts in de tuchtrechtprocedure, zijn geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, maar argumenten, waarmee verzoekster een discussie poogt te voeren over de juistheid van de uitspraak van 26 oktober 2017. Daarin is al geoordeeld dat ook als ervan wordt uitgegaan dat verzoekster de eerste brief van bedrijfsarts uit november 2014 niet heeft bereikt, niet kan worden gezegd dat de bedrijfsarts verzoekster onvoldoende tijd en mogelijkheid heeft gegeven om de schriftelijke toestemming te geven. Volgens vaste rechtspraak is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te heropenen [2] .
3.4.
Uit 3.2 en 3.3 volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek tot herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas als voorzitter en J.J.T. van den Corput en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2023.
(getekend) H. Lagas
(getekend) L.C. van Bentum

Voetnoten

2.Uitspraak van 7 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR2506.