In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die vier kinderen heeft die bij hun moeder in Marokko wonen. Eerder heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) een aanvraag voor kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) afgewezen, omdat appellant niet in voldoende mate zou hebben bijgedragen in het onderhoud van zijn kinderen. De Svb heeft het verzoek om herziening van dit besluit ook afgewezen. In hoger beroep heeft de Svb appellant kinderbijslag toegekend voor het tweede kwartaal van 2018, maar de Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag voor de andere kwartalen in geding. De Raad oordeelt dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn onderhoudsbijdrage voor zijn kinderen en dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat de onderhoudsbijdragen gelijkelijk over de kinderen moeten worden verdeeld. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellant.