Uitspraak
21 1457 ZW
24 maart 2021, 20/2374 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die eerder als thuishulp werkte, had zich ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 7 oktober 2019, omdat appellante in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische klachten, waaronder fibromyalgie en psychische problemen, onvoldoende waren meegewogen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan appellante waren voorgelegd, medisch geschikt waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking. De Raad concludeerde dat appellante geen nieuwe medische informatie had ingediend die haar standpunt onderbouwde, en dat de eerdere beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen terecht was.