ECLI:NL:CRVB:2022:1579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over beëindiging van ZW-uitkering en onvoldoende motivering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2022 een tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar Ziektewet (ZW) uitkering te beëindigen. De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep de conclusies van de door appellante geraadpleegde verzekeringsarts niet had gevolgd. Appellante had eerder een expertiserapport overgelegd waaruit bleek dat zij door slaapproblematiek en pijnklachten beperkt was in haar werkcapaciteit. De Raad droeg het Uwv op om het gebrek in de motivering van het besluit te herstellen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak om de belastbaarheid van appellante adequaat vast te stellen. De Raad concludeerde dat er onvoldoende onderbouwing was voor de conclusie dat appellante geschikt was voor de functie van assistent consultatiebureau, gezien haar medische situatie.