In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante over de periode van 1 maart 2017 tot 31 december 2018. Appellante ontving zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) in de vorm van een volledig pakket thuis (vpt) en kreeg van haar zorgaanbieder een bedrag van € 135,- per maand voor eten en drinken. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft gesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door dit bedrag niet te melden, en heeft de bijstand herzien en teruggevorderd. De rechtbank heeft het besluit van het college in stand gelaten, maar appellante is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schending van de inlichtingenverplichting heeft geleid tot een te hoog bedrag aan bijstand. De Raad heeft vastgesteld dat het college had moeten onderzoeken of de bijstand moest worden afgestemd op de situatie van appellante, gezien de eigen bijdrage die zij moest betalen voor de zorg. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van appellante. De Raad heeft ook de proceskosten van appellante vergoed.