In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van een aanbod voor een minnelijke regeling door het college van burgemeester en wethouders. Het college had in 2017 een aanbod gedaan om een langdurig geschil over de inschaling van appellante op te lossen, maar dit aanbod werd later ingetrokken. De rechtbank verklaarde het bezwaar van appellante tegen deze intrekking niet-ontvankelijk, wat appellante in hoger beroep aanvecht. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank, oordelend dat de intrekking van het aanbod geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Echter, de Raad oordeelt ook dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden en kent appellante een schadevergoeding toe van in totaal € 2.000,-, te betalen door het college en de Staat der Nederlanden. De proceskosten worden eveneens verdeeld tussen de betrokken partijen.