ECLI:NL:CRVB:2023:1651

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
22/3121 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van ouderdomspensioen en boeteoplegging door de Sociale verzekeringsbank

Op 24 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de herziening van het ouderdomspensioen van appellant, die in maart 2020 in Suriname is getrouwd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft het pensioen herzien van de ongehuwde naar de gehuwde norm, wat leidde tot een terugvordering van teveel betaald pensioen en de oplegging van een boete wegens het niet tijdig melden van het huwelijk. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de boete en de AIO-aanvulling, maar de rechtbank verklaarde zijn beroepen ongegrond. In hoger beroep heeft de Svb tijdens de zitting aangegeven dat de boete kan vervallen, wat de Raad heeft overgenomen. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de hoogte van de AIO-aanvulling, waardoor dit onderdeel van het beroep ongegrond bleef. De Raad heeft de boete vernietigd en de terugvordering van het teveel betaalde pensioen en de AIO-aanvulling in stand gelaten. Appellant krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,- en het griffierecht van € 186,- wordt vergoed door de Svb.

Uitspraak

22.3121 PW, 22/3139 AOW

Datum uitspraak: 24 augustus 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2022, 22/1743, 22/1745 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Velthuis, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaken behandeld op een zitting van 13 juli 2023. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.

OVERWEGINGEN

Wat voorafging
1.1.
Appellant ontvangt een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), in eerste instantie naar de norm van een ongehuwde. Hij is in maart 2020 in Suriname getrouwd. Via een melding vanuit de gemeente is de Svb hiervan op de hoogte geraakt. Het ouderdomspensioen is vervolgens herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde. Na bezwaar en beroep heeft de Raad de herziening van het ouderdomspensioen in een uitspraak van 6 april 2023 [1] in stand gelaten.
1.2.
Het door de herziening teveel betaalde ouderdomspensioen ad € 2.418,41 is bij besluit van 2 februari 2021 teruggevorderd. Ook is appellant in datzelfde besluit een boete van € 1.209,21 opgelegd, omdat hij niet tijdig zijn huwelijk heeft gemeld. Appellant heeft verder een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) aangevraagd, die hem bij besluit van 27 januari 2021 is toegekend.
1.3.
Tegen beide besluiten heeft appellant bezwaar gemaakt, maar de Svb is met twee besluiten van 28 maart 2022 (bestreden besluiten) bij de terugvordering en de toekenning van de AIO-aanvulling gebleven. Voor wat de boete betreft, is de Svb gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoet gekomen en is de boete vastgesteld op € 720,-.
2. In deze gedingen bestrijdt appellant de hoogte van de boete [2] en de hoogte van de toegekende AIO-aanvulling. [3]
Uitspraak van de rechtbank
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft appellant zijn standpunt met betrekking tot de gestelde onjuistheid van de bestreden besluiten niet nader onderbouwd. Daarbij stelt de rechtbank nog vast dat de Svb bij de berekening van de AIO-aanvulling is uitgegaan van de voor appellant gunstigere alleenstaande norm en dat de boete is gematigd in verband met de aflossingscapaciteit.
Het standpunt van appellant
4. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Svb een juiste berekening heeft gemaakt van de AIO-aanvulling. Ook heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de Svb voldoende rekening heeft gehouden met de aflossingscapaciteit bij het bepalen van de hoogte van de boete en dient de boete door het tijdsverloop verder gematigd te worden.
Het oordeel van de Raad
5. Tijdens de zitting heeft de Svb zich op het standpunt gesteld dat de boete geheel kan komen te vervallen. Op grond van een (nieuwe) beleidsregel [4] wordt de aflossingscapaciteit op een andere wijze vastgesteld. Deze gewijzigde vaststelling leidt ertoe dat appellant geen afloscapaciteit heeft, waardoor hij de boete niet binnen de in die beleidsregel vastgestelde toepasselijke termijnen kan betalen. Dit maakt dat in het geval van appellant de boete geheel vervalt. De beroepsgrond van appellant voor zover die zich op de boete richt, slaagt.
6. Wat appellant verder heeft aangevoerd over de hoogte van de AIO-aanvulling vormt in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. Evenals de rechtbank stelt de Raad vast dat appellant zijn betoog niet van een onderbouwing heeft voorzien. De Raad heeft geen aanknopingspunten om op dit punt tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd of een nadere onderbouwing gegeven die tot de conclusie kunnen leiden dat de AIO-aanvulling te laag is vastgesteld.
7. Gelet op dat wat onder 5. is overwogen, slaagt het hoger beroep met betrekking tot de boete. Dit betekent dat de terugvordering van het teveel betaalde ouderdomspensioen en de hoogte van de toegekende AIO-aanvulling in stand blijven, maar dat de boete voor het niet tijdig melden van het huwelijk vervalt. De aangevallen uitspraak zal daarom, voor zover deze ziet op de boeteoplegging, worden vernietigd.
8. Appellant krijgt een vergoeding van de proceskosten in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, waarde per punt € 837,-). Ook dient aan appellant het griffierrecht in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 186,- (beroep € 50,- en hoger beroep €136,-) te worden vergoed.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het beroep in de zaak 22/3139 AOW ongegrond is verklaard, voor zover het de boete betreft;
  • verklaart het beroep in die zaak gegrond en vernietigt het besluit van 28 maart 2022 in die zaak voor zover dat ziet op de vaststelling van de boete op een bedrag van € 720,-;
  • herroept het besluit van 2 februari 2021 voor zover dit ziet op de oplegging van een boete van € 1.209,21 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit 28 maart 2020 in de zaak 22/3139 AOW;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.674,-;
  • bepaalt dat de Svb aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en Y. Sneevliet en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2023.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt

Voetnoten

1.CRvB 6 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:663.
2.In de zaak 22/3139 AOW.
3.In de zaak 22/3121 PW.
4.Vaststellen van de boete naar draagkracht (SB1243).