1.3.Tegen beide besluiten heeft appellant bezwaar gemaakt, maar de Svb is met twee besluiten van 28 maart 2022 (bestreden besluiten) bij de terugvordering en de toekenning van de AIO-aanvulling gebleven. Voor wat de boete betreft, is de Svb gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoet gekomen en is de boete vastgesteld op € 720,-.
2. In deze gedingen bestrijdt appellant de hoogte van de boeteen de hoogte van de toegekende AIO-aanvulling.
Uitspraak van de rechtbank
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft appellant zijn standpunt met betrekking tot de gestelde onjuistheid van de bestreden besluiten niet nader onderbouwd. Daarbij stelt de rechtbank nog vast dat de Svb bij de berekening van de AIO-aanvulling is uitgegaan van de voor appellant gunstigere alleenstaande norm en dat de boete is gematigd in verband met de aflossingscapaciteit.
Het standpunt van appellant
4. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Svb een juiste berekening heeft gemaakt van de AIO-aanvulling. Ook heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de Svb voldoende rekening heeft gehouden met de aflossingscapaciteit bij het bepalen van de hoogte van de boete en dient de boete door het tijdsverloop verder gematigd te worden.
5. Tijdens de zitting heeft de Svb zich op het standpunt gesteld dat de boete geheel kan komen te vervallen. Op grond van een (nieuwe) beleidsregelwordt de aflossingscapaciteit op een andere wijze vastgesteld. Deze gewijzigde vaststelling leidt ertoe dat appellant geen afloscapaciteit heeft, waardoor hij de boete niet binnen de in die beleidsregel vastgestelde toepasselijke termijnen kan betalen. Dit maakt dat in het geval van appellant de boete geheel vervalt. De beroepsgrond van appellant voor zover die zich op de boete richt, slaagt.
6. Wat appellant verder heeft aangevoerd over de hoogte van de AIO-aanvulling vormt in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. Evenals de rechtbank stelt de Raad vast dat appellant zijn betoog niet van een onderbouwing heeft voorzien. De Raad heeft geen aanknopingspunten om op dit punt tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd of een nadere onderbouwing gegeven die tot de conclusie kunnen leiden dat de AIO-aanvulling te laag is vastgesteld.
7. Gelet op dat wat onder 5. is overwogen, slaagt het hoger beroep met betrekking tot de boete. Dit betekent dat de terugvordering van het teveel betaalde ouderdomspensioen en de hoogte van de toegekende AIO-aanvulling in stand blijven, maar dat de boete voor het niet tijdig melden van het huwelijk vervalt. De aangevallen uitspraak zal daarom, voor zover deze ziet op de boeteoplegging, worden vernietigd.
8. Appellant krijgt een vergoeding van de proceskosten in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, waarde per punt € 837,-). Ook dient aan appellant het griffierrecht in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 186,- (beroep € 50,- en hoger beroep €136,-) te worden vergoed.