ECLI:NL:CRVB:2023:663

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
22 / 1385 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW na tien jaar

In deze uitspraak oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht de vrijwillige verzekering van appellant voor de AOW en ANW heeft beëindigd per 17 maart 2014. De vrijwillige verzekering eindigt van rechtswege na een periode van tien jaar, en appellant valt niet onder de wettelijke uitzonderingen die hem langer dan tien jaar zouden toelaten tot de vrijwillige verzekering. Appellant, geboren in 1957, heeft in Nederland gewoond en gewerkt, maar is op 46-jarige leeftijd met een WAO-uitkering naar Marokko verhuisd. Hij was vanaf 17 maart 2004 vrijwillig verzekerd voor de AOW en ANW, maar deze verzekering eindigde op 17 maart 2014, omdat de maximale periode van tien jaar was verstreken. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen de beëindiging van de verzekering ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant had aangevoerd dat de verzekering pas bij zijn pensioengerechtigde leeftijd beëindigd zou moeten worden, maar de Raad oordeelt dat de beëindiging terecht is. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De Svb heeft appellant bij de toekenning van de vrijwillige verzekering geïnformeerd over de einddatum, en de Raad bevestigt dat de beëindiging van de verzekering met ingang van 17 maart 2014 in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/1385 AOW
Datum uitspraak: 6 april 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2022, 20/3060 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 22 oktober 2019 heeft de Svb de vrijwillige verzekering van appellant voor de AOW [1] en ANW [2] beëindigd met ingang van 1 januari 2020. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar de Svb is met een besluit van 14 april 2020 (bestreden besluit) bij de beëindiging gebleven. Daarbij is de datum van beëindiging gewijzigd in 17 maart 2014.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 februari 2023. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze uitspraak oordeelt de Raad dat de Svb terecht de vrijwillige verzekering van appellant voor de AOW en ANW heeft beëindigd per 17 maart 2014. Deze verzekering eindigt van rechtswege na een periode van tien jaar. Deze uitzondering geldt niet als degene die verplicht verzekerd is geweest, 50 jaar was toen zijn verplichte verzekering eindigde, hij niet in Nederland woont en hij recht heeft op een WAO-uitkering. Appellant voldoet echter niet aan deze voorwaarden, omdat zijn verplichte verzekering eindigde toen hij 46 jaar was.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1957, heeft in Nederland gewoond en gewerkt. Op 46-jarige leeftijd is hij met een WAO-uitkering [3] in Marokko gaan wonen. Door het vertrek uit Nederland was appellant niet langer verplicht verzekerd voor de sociale verzekeringswetten. Met ingang van 17 maart 2004 is appellant toegelaten tot de vrijwillige verzekering voor de AOW en ANW.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat uit de AOW en ANW [4] volgt dat iemand die verplicht verzekerd is geweest voor deze wetten, zich vrijwillig kan verzekeren over een periode van tien jaar vanaf de dag na de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd. Deze periode is op 17 maart 2014 verstreken en daarom is de vrijwillige verzekering met ingang van die datum terecht beëindigd. De rechtbank heeft verder overwogen dat de periode van tien jaar niet geldt als degene die verplicht verzekerd is geweest, 50 jaar was toen zijn verplichte verzekering eindigde, hij niet in Nederland woont en hij recht heeft op een WAO-uitkering. Appellant voldoet echter niet aan deze voorwaarden, omdat zijn verplichte verzekering eindigde toen hij 46 jaar was.
Het standpunt van appellant
3. Appellant heeft aangevoerd dat de vrijwillige verzekering pas vanaf zijn pensioengerechtigde leeftijd moet worden beëindigd.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om beëindiging van de verplichte verzekering voor de AOW en ANW in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
In geschil is of de Svb terecht de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW met ingang van 17 maart 2014 heeft beëindigd.
4.3.
In artikel 35, eerste lid, van de AOW en artikel 63a, eerste lid, van de ANW is bepaald dat iemand die verplicht verzekerd is geweest voor deze wetten, zich vrijwillig kan verzekeren over een periode van tien jaar met ingang van de dag na de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd. Voor zover relevant is in het derde lid van deze artikelen bepaald dat de periode van maximaal tien jaar, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing is op iemand die op de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, niet in Nederland woont en recht heeft op een WAO-uitkering. [5]
4.4.
Wat appellant in hoger heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van de grond die hij in beroep heeft aangevoerd. Er is geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De rechtbank heeft de beroepsgrond van appellant afdoende besproken en overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slaagt. Appellant is gedurende de maximale periode van tien jaar vrijwillig verzekerd geweest en hij valt niet onder één van de wettelijke uitzonderingssituaties om hem langer dan tien jaar toe te laten tot de vrijwillige verzekering. De Raad heeft hierbij in aanmerking genomen dat de Svb op zitting heeft toegelicht dat appellant, bij het besluit tot toekenning van de vrijwillige verzekering, ervan op de hoogte is gesteld dat de vrijwillige verzekering van rechtswege eindigt na tien jaar.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de beëindiging van de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW met ingang van 17 maart 2014 in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) L.C. van Bentum
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet (AOW).
2.Algemene nabestaandenwet (ANW).
3.Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
4.Artikel 35, derde lid, aanhef en onder e, ten tweede, van de AOW en artikel 63a, derde lid, onder e, ten tweede, van de ANW.
5.Artikel 35, derde lid, aanhef en onder e, ten tweede, van de AOW en artikel 63a, derde lid, aanhef en onder e, ten tweede, van de ANW.