ECLI:NL:CRVB:2023:1615

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
21/2038 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens opheffing van appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan over het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Het college had op 20 februari 2020 besluiten genomen tot herziening van de verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) aan verschillende budgethouders, waarbij werd bepaald dat deze hun pgb niet langer mochten besteden bij appellante. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college handhaafde deze besluiten in een beslissing op bezwaar van 17 juni 2020. Hierop heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.

Namens appellante heeft mr. J. Witvoet hoger beroep ingesteld, maar tijdens de zitting op 5 juli 2023 heeft het college aangevoerd dat appellante niet langer bestaat. S. van Gorp, de bestuurder van [X] B.V., heeft verklaard dat deze B.V. heeft besloten de stichting (appellante) te ontbinden en dat de vereffening heeft plaatsgevonden. De Raad heeft vastgesteld dat appellante ingevolge artikel 2:19, eerste lid, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek is ontbonden. Er is geen verzoek tot heropening van de vereffening gedaan, wat betekent dat appellante is opgehouden te bestaan.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

21/2038 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 april 2021, 20/7323 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 16 augustus 2023

PROCESVERLOOP

Het college heeft bij besluiten van 20 februari 2020 de besluiten tot verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) aan [naam] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10] (budgethouders) herzien, in die zin dat budgethouders hun pgb niet langer mogen besteden bij appellante.
Appellante heeft tegen de besluiten van 20 februari 2020 bezwaar gemaakt. Het college heeft bij beslissing op bezwaar van 17 juni 2020 (bestreden besluit) deze besluiten gehandhaafd.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. J. Witvoet, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. Witvoet heeft zich als gemachtigde onttrokken.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 juli 2023. Verschenen is S. van Gorp. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.C.W. Smits, advocaat, en M.H.H. Ligtenberg.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het hoger beroep is niet-ontvankelijk, omdat appellante niet langer bestaat.

Inleiding

1. Tijdens de zitting bij de Raad heeft het college naar voren gebracht dat appellante is opgehouden te bestaan, zodat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
2. S. van Gorp is de bestuurder van [X] B.V. [X] B.V. was het bestuur van appellante. Van Gorp heeft tijdens de zitting verklaard dat [X] B.V. heeft besloten de stichting te ontbinden, dat de vereffening heeft plaatsgevonden en dat de stichting vervolgens is uitgeschreven uit het register van de Kamer van Koophandel.

Het oordeel van de Raad

3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Met het oog op wat er ter zitting is verklaard, is de stichting ingevolge artikel 2:19, eerste lid, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontbonden. Daar komt bij dat van Gorp niet heeft aangevoerd dat er een verzoek tot heropening van de vereffening op grond van artikel 2:23c, eerste lid, van het BW is gedaan. Dit betekent dat appellante is opgehouden te bestaan.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en J. Brand en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt