Uitspraak
20 2859 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
“Uit de brief van bedrijfsarts Staring dd 19-3-2010 blijkt dat de bedrijfsarts weliswaar met de behandelaar heeft willen afstemmen over eventuele medische bezwaren tegen blokreserve zitten, maar dat de bedrijfsarts uiteindelijk heeft geconcludeerd dat er geen strikte medische indicatie bestond voor een blokreserve-restrictie. In de weergave van het gesprek met cliënt haar werkgever d.d. 22-8-2010 wordt gerefereerd dat cliënt op 13-7-2010 opnieuw bij de bedrijfsarts is geweest en dat er geen medische beperkingen voor de eigen werkzaamheden in het eigen tewerkstellingspercentage zijn en dat er geen blokreserve-restrictie geldt. Ook geeft de werkgever in dit schrijven aan dat cliënt zelf, om haar werk-privé balans te verbeteren, een verlaging van het contractpercentage van 67,5% naar 50% heeft gevraagd.”.
67,5% naar 50% heeft gevraagd. Hieruit heeft de rechtbank niet kunnen concluderen dat er door een behandelend arts of door de bedrijfsarts een medisch advies aan appellante is gegeven om haar uren in 2011 te verminderen.
internist-immunoloog dr. V.A.S.H. Dalm van 26 april 2023 ingediend. In deze brief is vermeld dat appellante in 2016 voor het eerst bij deze arts op het spreekuur is gezien en dat zij inmiddels al jaren bekend is met de diagnose primaire immuundeficiëntie en specifieker een primaire antistofdeficiëntie. In deze brief is de arts verder in algemene bewoordingen ingegaan op deze aandoening. Volgens appellante verklaart deze diagnose de bij haar al op 1 februari 2011 bestaande klachten. Appellante heeft gesteld dat de vraag rijst of de bedrijfsarts de medische informatie van haar behandelend internist wel op juiste waarde heeft geschat bij het geven van het advies. Appellante meent dat haar WIA-dagloon dient te worden vastgesteld op basis van een urenomvang van 67,5% in plaats van 50%. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft appellante verwezen naar de uitspraken van de Raad van 15 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1336, en van 21 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2486.
15 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2727, heeft de Raad geoordeeld dat de artikelen 13 en 23 van de Wet WIA zich ertegen verzetten dat de referteperiode voor de dagloonbepaling wordt losgekoppeld van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit) biedt hiervoor evenmin een grondslag. Artikel 13, eerste lid, van het Dagloonbesluit regelt de referteperiode immers op gelijke wijze als artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA. Een bepaling om in voorkomende gevallen de referteperiode anders vast te stellen is er in de Wet WIA noch in het Dagloonbesluit.