ECLI:NL:CRVB:2023:1476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen en heroverweging van besluiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die als meewerkend partner werkzaam was, had een aanvraag ingediend voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering op grond van de Wet Wazo. De aanvraag werd op 27 juli 2020 afgewezen omdat de gevraagde gegevens niet waren aangeleverd, maar op dezelfde dag werd ook een Wazo-uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 7 juli 2019. Het Uwv verklaarde later de bezwaren tegen beide besluiten ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank oordeelde dat er een volledige heroverweging had plaatsgevonden en dat het afwijzende besluit was komen te vervallen door het toekennende besluit. De rechtbank concludeerde dat appellante geen financieel nadeel had ondervonden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een verdergaande terugwerkende kracht rechtvaardigden. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de uitspraak. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige indiening van aanvragen en de voorwaarden waaronder terugwerkende kracht kan worden verleend. De Raad bevestigde dat het Uwv niet verplicht was om appellante te horen voordat op de aanvraag werd beslist, gezien de omstandigheden van de zaak.