ECLI:NL:CRVB:2023:1466
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de weigering van een Ziektewet-uitkering wegens benadelingshandeling
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen de weigering van een Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellante was werkzaam bij de gemeente Amsterdam en meldde zich op 15 september 2018 ziek. De gemeente verleende haar op 3 april 2019 ontslag wegens ongeschiktheid, waarna appellante een Ziektewet-uitkering aanvroeg. Het Uwv weigerde deze uitkering op basis van een benadelingshandeling, omdat appellante akkoord ging met de beëindiging van haar dienstverband tijdens ziekte. Het bezwaar van appellante werd gegrond verklaard, maar de hoogte van de maatregel werd vastgesteld op 50% van het uitkeringsbedrag, wat appellante betwistte in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht de benadelingshandeling heeft vastgesteld en dat de hoogte van de maatregel in overeenstemming is met de Beleidsregel en het Maatregelenbesluit. Appellante had in eerste instantie geen gronden aangevoerd tegen de benadelingshandeling zelf, waardoor zij in hoger beroep niet meer kon terugkomen op deze kwestie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de keuze van het Uwv om de maatregel op 50% te stellen, gezien de verminderde verwijtbaarheid van appellante, niet onredelijk was. De uitspraak werd gedaan op 2 augustus 2023.