ECLI:NL:CRVB:2023:1403
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en zorgvuldigheidsgebrek in besluitvorming door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had zich op 4 oktober 2012 ziek gemeld met psychische klachten en verzocht om een WIA-uitkering, die hem op 19 februari 2019 werd geweigerd. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze weigering ongegrond verklaard, maar appellant stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn klachten niet goed waren beoordeeld.
Tijdens de zitting op 24 februari 2022 heeft het Uwv erkend dat er een zorgvuldigheidsgebrek was in de besluitvorming, omdat appellant niet door een geregistreerde verzekeringsarts was onderzocht. Op 6 september 2022 heeft appellant alsnog een spreekuur bezocht bij een verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerde dat er geen toegenomen psychische klachten waren ten opzichte van de eerdere beoordeling. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat de eerdere weigering van de WIA-uitkering terecht was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.929,50 bedragen, plus het griffierecht van € 178,-.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming door het Uwv en de noodzaak voor een adequate medische beoordeling in gevallen van arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat, ondanks het zorgvuldigheidsgebrek, appellant niet benadeeld was door de uiteindelijke beslissing van het Uwv.