In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard van appellante, die een erfenis heeft ontvangen. Appellante ontving vanaf 12 maart 2013 bijstand op basis van de Participatiewet. Na het overlijden van haar moeder op 13 maart 2018 ontving zij een bedrag van € 20.007,- als erfdeel. Het college vorderde dit bedrag terug, omdat het de vrijlatingsgrens overschreed. Appellante stelde dat het college niet zorgvuldig had gehandeld, omdat het geen onderzoek had gedaan naar haar schuldenpositie op de peildatum van 13 maart 2018. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, maar in hoger beroep gaf de Centrale Raad van Beroep haar gelijk in de beroepsgrond over het gebrek aan zorgvuldigheid. De Raad oordeelde echter dat, ondanks dit gebrek, niet was gebleken dat appellante daadwerkelijk schulden had op de peildatum. Daarom bleef de terugvordering in stand, maar werd het college wel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante.